Language of document :

Beschikking van het Gerecht van 28 februari 2024 – Mincu Pătrașcu Brâncuși/Europees Openbaar Ministerie

(Zaak T-385/23)1

[„Beroep tot nietigverklaring – Besluit van de permanente kamer van het Europees Openbaar Ministerie om een zaak voor de rechter te brengen – Artikel 42, leden 1 en 2, van verordening (EU) 2017/1939 – Procedurele handeling van het Europees Openbaar Ministerie – Onbevoegdheid”]

Procestaal: Roemeens

Partijen

Verzoekende partij: Constantin Mincu Pătrașcu Brâncuși (Boekarest, Roemenië) (vertegenwoordigers: A. Şandru en M.-A. Ion, advocaten)

Verwerende partij: Europees Openbaar Ministerie (vertegenwoordigers: L. De Matteis, F.-R. Radu en E. Farhat, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoeker nietigverklaring van het besluit van de tiende permanente kamer van het Europees Openbaar Ministerie van 8 december 2022 waarbij deze kamer de hem betreffende zaak voor de rechter heeft gebracht.

Dictum

Het beroep wordt verworpen.

Op de verzoeken tot interventie van de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, het Europees Parlement en de European Criminal Bar Association (ECBA) hoeft niet te worden beslist.

Constantin Mincu Pătrașcu Brâncuși draagt zijn eigen kosten en die van het Europees Openbaar Ministerie, met uitzondering van de kosten betreffende de verzoeken tot interventie.

Mincu Pătrașcu Brâncuși, de Raad, de Commissie, het Parlement en de ECBA dragen ieder hun eigen kosten in verband met de verzoeken tot interventie.

____________

1     PB C 321 van 11.9.2023.