Language of document :

Beroep ingesteld op 15 maart 2011 - Since Hardware (Guangzhou)/Raad

(Zaak T-156/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Since Hardware (Guangzhou) Co., Ltd (Guangzhou, Volksrepubliek China) (vertegenwoordigers: V. Akritidis en Y. Melin, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsverordening (EU) nr. 1243/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Since Hardware (Guangzhou) Co., Ltd.1 nietig verklaren;

de Raad verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster drie middelen aan.

1.    Eerste middel: het krachtens artikel 5 van de basisverordening2 ingeleide oorspronkelijke onderzoek dient niet één bepaalde onderneming, doch een of meer landen en alle zich daar bevindende producenten te betreffen. Dienaangaande betoogt verzoekster:

de bestreden verordening is in strijd met artikel 5 van de basisverordening, inzonderheid lid 9 ervan, gelezen in samenhang met artikel 17 van diezelfde verordening, uitgelegd conform de WTO-regels, aangezien volgens dat artikel geen nieuwe procedure tegen één enkele onderneming mag worden ingeleid;

de bestreden verordening schendt artikel 9, leden 4 tot en met 6, van de basisverordening, uitgelegd conform de WTO-regels, aangezien volgens dat artikel antidumpingrechten niet mogen worden opgelegd aan één enkele onderneming, maar aan alle ondernemingen die zich een of meer landen bevinden moeten worden opgelegd;

de bestreden verordening schendt artikel 9, lid 3, van de basisverordening, krachtens welke bepaling het nultarief van een onderneming die onder een antidumpingprocedure valt slechts kan worden herzien overeenkomstig een op basis van artikel 11, lid 3, van de basisverordening ingeleid herzieningsonderzoek. Subsidiair betoogt verzoekster dat de Commissie de facto is overgegaan tot herziening van haar nultarief, hetgeen in strijd is met artikel 9, lid 3, van de basisverordening, uitgelegd conform een rapport van de beroepsinstantie van de WTO.

2.    Tweede middel: schending van artikel 3, inzonderheid de leden 2, 3 en 5, van de basisverordening, aangezien de antidumpingrechten zijn opgelegd zonder dat was aangetoond dat de industrie van de Unie gedurende de onderzoeksperiode schade had geleden.

3.    Derde middel: schending van Unierecht doordat is besloten verzoekster niet in aanmerking te laten komen voor een behandeling als marktgerichte onderneming. In dit verband voert verzoekster aan dat:

de Europese Commissie haar besluit om verzoekster niet in aanmerking te laten komen voor een behandeling als marktgerichte onderneming heeft genomen rekening houdend met het effect van een dergelijke weigering op verzoeksters dumpingmarge, hetgeen in strijd is met artikel 2, lid 7, sub c, van de basisverordening, zoals uitgelegd door de rechtspraak van het Gerecht;

de bewijslast die de Commissie aan verzoekster heeft opgelegd teneinde haar te doen aantonen dat zij een marktgerichte onderneming is, is buitensporig en schendt de algemene beginselen van Unierecht en, met name, het beginsel van goed bestuur.

____________

1 - PB L 338, blz. 22.

2 - Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51).