Language of document : ECLI:EU:T:2005:7

Zaak T‑184/04

Sulvida – Companhia de alienação de terrenos, Lda

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Kennelijke niet-ontvankelijkheid – Beroep wegens nalaten – Voorstel voor richtlijn – Onmogelijkheid voor verzoekster zich te laten vertegenwoordigen door advocaat die geen derde is”

Samenvatting van de beschikking

Procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Voorwaarden in verband met ondertekenaar – Hoedanigheid van derde ten opzichte van partijen – Vennootschap vertegenwoordigd door haar beheerder in diens hoedanigheid van advocaat – Niet-ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 19, derde alinea, en 53, eerste alinea)

Een „partij” in de zin van artikel 19, derde alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie, dat krachtens artikel 53, eerste alinea, van dit Statuut van toepassing is op het Gerecht, dient, voor het instellen van beroep bij het Gerecht, op straffe van niet-ontvankelijkheid gebruik te maken van de diensten van een derde, die bevoegd is om op te treden voor de rechterlijke instanties van een lidstaat of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Een advocaat die ook beheerder is van een advocatenmaatschap en dus de functie van een bestuursorgaan ervan uitoefent, kan niet worden beschouwd als derde en kan dus niet namens deze maatschap het inleidend verzoekschrift ondertekenen.

(cf. punten 8, 10‑12)