Language of document : ECLI:EU:C:2024:123

Zaak C566/22

Inkreal s.r.o.

tegen

Dúha reality s. r. o

(verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší soud České republiky)

 Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 8 februari 2024

„Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Werkingssfeer – Artikel 25 – Forumkeuzebeding – Partijen bij een overeenkomst die woonplaats hebben in dezelfde lidstaat – Toewijzing aan de gerechten van een andere lidstaat van de bevoegdheid om kennis te nemen van geschillen die uit deze overeenkomst zijn ontstaan – Grensoverschrijdend aspect”

Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 1215/2012 – Werkingssfeer – Bestaan van een grensoverschrijdend aspect – Forumkeuze – Forumkeuzebeding – Partijen bij een overeenkomst die woonplaats hebben in dezelfde lidstaat – Toewijzing aan de gerechten van een andere lidstaat van de bevoegdheid om kennis te nemen van geschillen die zijn ontstaan uit deze overeenkomst, die geen ander aanknopingspunt met die andere lidstaat heeft – Daaronder begrepen

(Verordeningen van het Europees Parlement en de Raad nr. 1896/2006, art. 3, lid 1, en nr. 1215/2012, overwegingen 3 en 26 en art. 25, lid 1)

(zie punten 17‑25, 28, 32, 33, 39 en dictum)

Samenvatting

Verzocht om een prejudiciële beslissing in een geding over een grensoverschrijdend bevoegdheidsconflict, verduidelijkt het Hof de toepasselijkheid van de Brussel I bis-verordening(1) op forumkeuzebedingen vanuit het perspectief van de vraag of er een grensoverschrijdend aspect aanwezig is.

Tussen 2016 en 2017 hebben FD, die in Slowakije woont, en Dúha reality s. r. o., een vennootschap naar Slowaaks recht die gevestigd is in Slowakije, twee leningsovereenkomsten gesloten die een forumkeuzebeding bevatten luidens hetwelk eventuele geschillen die niet door middel van een onderhandeling konden worden opgelost, zouden worden „beslecht in een procedure voor de Tsjechische rechterlijke instantie die materieel en territoriaal bevoegd is”.

In 2021 heeft FD de vorderingen uit hoofde van de leningsovereenkomsten overgedragen aan Inkreal, een in Slowakije gevestigde vennootschap naar Slowaaks recht. Nadat Dúha reality in gebreke is gebleven de leningen terug te betalen heeft Inkreal bij de Nejvyšší soud (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Tsjechië) een vordering ingesteld tot onder meer vaststelling van de rechterlijke instantie die territoriaal bevoegd was om het geschil te beslechten. Die vordering was gebaseerd op het forumkeuzebeding in de leningsovereenkomsten, dat volgens Inkreal geldig was, gelet op de Brussel I bis-verordening.

De Nejvyšší soud wijst erop dat de Brussel I bis-verordening volgens de rechtspraak van het Hof enkel toepasselijk is indien er sprake is van een grensoverschrijdend aspect. Met zijn prejudiciële verwijzing vraagt deze rechter het Hof om te bepalen of deze verordening van toepassing is op de situatie in het hoofdgeding, waar het enige grensoverschrijdende aspect een forumkeuzebeding is ten gunste van de rechterlijke instanties van een andere lidstaat dan die waar partijen zijn gevestigd.

Beoordeling door het Hof

Het Hof wijst er allereerst op dat de bewoordingen van artikel 25, lid 1, van de Brussel I bis-verordening betreffende forumkeuzebedingen(2) er niet aan in de weg staan dat een beding waarbij de partijen bij een overeenkomst die woonplaats hebben in dezelfde lidstaat overeenkomen dat de gerechten van een andere lidstaat bevoegd zijn om kennis te nemen van geschillen die ontstaan uit deze overeenkomst, onder deze bepaling valt, zelfs als die overeenkomst geen ander aanknopingspunt met die andere lidstaat heeft.

Wat vervolgens de context van deze bepaling betreft, zijn de bevoegdheidsregels van de Brussel I bis-verordening volgens vaste rechtspraak van toepassing op voorwaarde dat er sprake is van een grensoverschrijdend aspect. De verordening bevat evenwel geen definitie van dit laatste begrip.

Het Hof baseert zich op het overeenkomstige begrip „grensoverschrijdende zaak”, dat in artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1896/2006(3) wordt gedefinieerd „als een zaak waarin ten minste één van de partijen haar woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht”, en stelt ten eerste vast dat het hoofdgeding aan deze definitie beantwoordt aangezien de partijen in het geding woonplaats hebben in een andere lidstaat dan die van de op grond van het betrokken forumkeuzebeding aangezochte rechter. Ten tweede rijst in het hoofdgeding, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof over het bestaan van een grensoverschrijdend aspect, een vraag betreffende de vaststelling van de internationale bevoegdheid, met name de vraag of de rechterlijke instanties van de Tsjechische Republiek dan wel die van de Slowaakse Republiek bevoegd zijn om kennis te nemen van dit geschil.

In die omstandigheden blijkt uit het feit op zich dat er in de overeenkomst een forumkeuzebeding is opgenomen ten gunste van de gerechten van een andere lidstaat dan die waarin de contractpartijen gevestigd zijn dat het hoofdgeding grensoverschrijdende gevolgen heeft.

Ten slotte wijst het Hof erop dat de uitlegging van artikel 25, lid 1, van de Brussel I bis-verordening volgens welke een forumkeuzebeding zoals dit in het hoofdgeding onder de toepassing van deze bepaling valt, beantwoordt aan het doel van rechtszekerheid dat deze verordening nastreeft. Dit doel zou echter in gevaar komen mocht die bepaling slechts toepasbaar zijn op voorwaarde dat er naast het forumkeuzebeding ten gunste van de gerechten van een andere lidstaat nog aanvullende elementen zijn waaruit kan blijken dat het betrokken geschil grensoverschrijdende gevolgen heeft. De contractpartijen zullen namelijk minder gemakkelijk kunnen bepalen welk gerecht bevoegd is om kennis te nemen van hun geschil, en het zal voor de aangezochte rechter ook moeilijker worden om zijn eigen bevoegdheid na te gaan.

Het Hof komt dan ook tot de slotsom dat artikel 25, lid 1, van de Brussel I bis-verordening van toepassing is op een forumkeuzebeding waarbij de partijen bij een overeenkomst die woonplaats hebben in dezelfde lidstaat overeenkomen dat de gerechten van een andere lidstaat bevoegd zijn om kennis te nemen van uit deze overeenkomst ontstane geschillen, zelfs als de betrokken overeenkomst geen ander aanknopingspunt met die andere lidstaat heeft.


1      Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1, hierna: „Brussel I bis-verordening”).


2      Deze bepaling luidt als volgt: „Indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. [...]”.


3      Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PB 2006, L 399, blz. 1).