Language of document : ECLI:EU:T:2013:455





Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 16 september 2013 – Villeroy & Boch Austria e.a./Commissie

(Gevoegde zaken T‑373/10, T‑374/10, T‑382/10 en T‑402/10)

„Mededinging – Mededingingsregelingen – Belgische, Duitse, Franse, Italiaanse, Nederlandse en Oostenrijkse markt van badkamersanitair – Besluit waarbij inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst is vastgesteld – Coördinatie van prijsverhogingen en uitwisseling van commercieel gevoelige informatie – Eén enkele inbreuk – Toerekenbaarheid van inbreukmakend gedrag – Bewijs – Geldboeten – Richtsnoeren voor berekening van bedrag van geldboeten van 2006 – Verbod van terugwerkende kracht – Redelijke termijn”

1.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Beoordelingsvrijheid van Commissie – Rechterlijke toetsing – Volledige rechtsmacht van Unierechter – Omvang – Grenzen – Eerbiediging van algemene rechtsbeginselen (Art. 261 VWEU en 263 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 31) (cf. punten 26, 397, 398)

2.                     Mededingingsregelingen – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die één enkele inbreuk vormen – Begrip – Entente globale – Criteria – Een enkele doelstelling (Art. 101, lid 1, VWEU) (cf. punten 32‑35, 61, 65)

3.                     Mededingingsregelingen – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die één enkele inbreuk vormen – Begrip – Kwalificatie als één enkele inbreuk – Beoordelingsmarge van Commissie – Schending van beginsel van legaliteit van strafbare feiten en straffen – Geen (Art. 101, lid 1, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 49, lid 1) (cf. punten 40‑43)

4.                     Mededingingsregelingen – Verbod – Inbreuken – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die één enkele inbreuk vormen – Aansprakelijkstelling van onderneming wegens deelneming aan inbreuk die in haar geheel wordt beschouwd – Voorwaarden (Art. 101, lid 1, VWEU) (cf. punten 46‑48, 54, 64, 242)

5.                     Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van Commissie waarbij inbreuk wordt vastgesteld – Verplichting tot afbakening van betrokken markt – Omvang (Art. 101, lid 1, VWEU) (cf. punten 53, 56‑58, 76)

6.                     Mededinging – Regels van Unie – Inbreuken – Toerekening – Moedermaatschappij en dochterondernemingen – Economische eenheid – Beoordelingscriteria – Vermoeden dat moedermaatschappij beslissende invloed uitoefent op haar 100 %-dochterondernemingen (Art. 101 VWEU en 102 VWEU) (cf. punten 97, 155, 156, 164)

7.                     Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van Commissie waarbij inbreuk wordt vastgesteld – Wijze van bewijslevering – Bundel aanwijzingen – Vereiste mate van bewijskracht van individueel beschouwde aanwijzingen (Art. 101, lid 1, VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 104, 113‑115, 257, 264, 275, 289)

8.                     Mededingingsregelingen – Onderling afgestemde feitelijke gedragingen – Begrip – Coördinatie en samenwerking in strijd met verplichting van elke onderneming om marktgedrag zelfstandig te bepalen – Uitwisseling van informatie tussen concurrenten – Mededingingsbeperkend doel of gevolg – Vermoeden – Voorwaarden (Art. 101, lid 1, VWEU) (cf. punten 121, 123, 145, 148, 149, 248, 261)

9.                     Recht van Europese Unie – Algemene rechtsbeginselen – Rechtszekerheid – Legaliteit van sancties – Draagwijdte (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 49, lid 1) (cf. punt 157)

10.                     Recht van Europese Unie – Beginselen – Grondrechten – Vermoeden van onschuld – Mededingingsprocedure – Toepasselijkheid (Art. 6, lid 2, VEU; art. 101, lid 1, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47 en 48, lid 1) (cf. punt 158)

11.                     Mededinging – Administratieve procedure – Bevoegdheden van Commissie – Vaststelling van inbreuk die is beëindigd – Gewettigd belang bij vaststelling – Relevantie om werking van mededingingsregeling in haar geheel te begrijpen (Art. 101, lid 1, VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 7, lid 1) (cf. punten 302‑304)

12.                     Mededinging – Geldboeten – Hoofdelijke aansprakelijkheid voor betaling – Voorwaarden – Economische eenheid – Schending van beginsel ne bis in idem en van legaliteitsbeginsel – Geen (Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2) (cf. punten 324‑329, 332, 333)

13.                     Mededinging – Administratieve procedure – Verplichtingen van Commissie – Inachtneming van redelijke termijn – Beoordelingscriteria – Schending – Gevolgen (Art. 101, lid 1, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 1; verordening nr. 1/2003 van de Raad) (cf. punten 347‑352)

14.                     Recht van Europese Unie – Beginselen – Geen terugwerkende kracht van strafbepalingen – Werkingssfeer – Geldboeten opgelegd wegens schending van mededingingsregels – Daaronder begrepen – Eventuele schending wegens toepassing van richtsnoeren voor berekening van geldboeten op inbreuk die voor vaststelling ervan is gemaakt – Voorzienbaarheid van bij richtsnoeren ingevoerde wijzigingen – Geen schending (Art. 101, lid 1, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 49; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, leden 2 en 3; mededelingen van de Commissie 98/C 9/03 en 2006/C 210/02) (cf. punten 371‑376)

15.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling– Berekeningsmethode vastgesteld in richtsnoeren van Commissie – Berekening van basisbedrag van geldboete – Inaanmerkingneming van kenmerken van inbreuk in haar geheel (Art. 101, lid 1, VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punten 19‑25) (cf. punten 381‑384)

16.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Maximumbedrag – Berekening – Onderscheid tussen eindbedrag en tussenbedrag van geldboete – Gevolgen (Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2, tweede alinea) (cf. punten 388‑393)

Voorwerp

Verzoek tot, primair, nietigverklaring van besluit C(2010) 4185 definitief van de Commissie van 23 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39092 – Badkamersanitair) voor zover dit op verzoeksters betrekking heeft en, subsidiair, verlaging van de aan hen opgelegde geldboeten

Dictum

1)

In de zaken T‑373/10, T‑382/10 en T‑402/10 worden de beroepen verworpen.

2)

In zaak T‑374/10 wordt artikel 1, lid 7, van besluit C(2010) 4185 definitief van de Commissie van 23 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39092 – Badkamersanitair), nietig verklaard voor zover daarin is vastgesteld dat Villeroy & Boch AG vóór 12 oktober 1994 heeft deelgenomen aan een mededingingsregeling in de sector van het badkamersanitair in België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland en Oostenrijk.

3)

In zaak T‑374/10 wordt het beroep verworpen voor het overige.

4)

Villeroy & Boch Austria GmbH, Villeroy et Boch SAS en Villeroy & Boch – Belgium zullen hun eigen kosten en die van de Europese Commissie dragen in de zaken T‑373/10, T‑382/10 en T‑402/10.

5)

Villeroy & Boch AG zal zeven achtste van haar eigen kosten en zeven achtste van de kosten van de Commissie in zaak T‑374/10 dragen.

6)

Villeroy & Boch AG zal zeven achtste van haar eigen kosten en zeven achtste van de kosten van de Commissie in zaak T‑374/10 dragen.