Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 oktober 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landessozialgericht Nordrhein-Westfalen - Duitsland) – Jobcenter Krefeld - Widerspruchsstelle/JD

(Zaak C-181/19)1

(Prejudiciële verwijzing – Vrij verkeer van personen – Werknemers – Verordening (EU) nr. 492/2011 – Artikel 7, lid 2 – Gelijke behandeling – Sociale voordelen – Artikel 10 – Schoolgaande kinderen – Richtlijn 2004/38/EG – Artikel 24 – Sociale bijstand – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Artikel 4 – Artikel 70 – Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties – Migrerend werknemer met kinderen te zijnen laste die in het gastland naar school gaan]

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landessozialgericht Nordrhein-Westfalen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Jobcenter Krefeld - Widerspruchsstelle

Verwerende partij: JD

Dictum

Artikel 7, lid 2, en artikel 10 van verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan een onderdaan van een andere lidstaat en zijn minderjarige kinderen, die allen in de eerste lidstaat een verblijfsrecht genieten op grond van artikel 10 van deze verordening omdat die kinderen in die staat naar school gaan, in alle omstandigheden en automatisch worden uitgesloten van het recht op uitkeringen voor levensonderhoud. Aan deze uitlegging wordt niet afgedaan door artikel 24, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG.

Artikel 4 van verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 3, en artikel 70, lid 2, van deze verordening, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan een onderdaan van een andere lidstaat en zijn minderjarige kinderen, die allen in de eerste lidstaat een verblijfsrecht genieten op grond van artikel 10 van verordening nr. 492/2011 omdat die kinderen in die staat naar school gaan, en die er onder een socialezekerheidsstelsel in de zin van artikel 3, lid 1, van verordening nr. 883/2004 vallen, in alle omstandigheden en automatisch worden uitgesloten van het recht op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties.

____________

1 PB C 182 van 27.5.2019.