ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer uitgebreid)
7 december 1999 (1)
Beroep tot nietigverklaring Doorzichtigheid Toegang tot documenten
Besluit 94/90/EGKS, EG, Euratom Afwijzing van verzoek om toegang tot
documenten van de Commissie Strekking van uitzondering uit hoofde van
algemeen belang (gerechtelijke procedures) en van auteursregel Motivering
In zaak T-92/98,
Interporc Im- und Export GmbH, vennootschap naar Duits recht, gevestigd te
Hamburg (Duitsland), vertegenwoordigd door G. M. Berrisch, advocaat te Brussel
en te Hamburg,
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door U. Wölker,
lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te
Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner,
Kirchberg,
betreffende een verzoek om nietigverklaring van de beschikking van de Commissie
van 23 april 1998 waarbij verzoekster de toegang tot bepaalde documenten is
ontzegd,
wijst
HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer uitgebreid),
samengesteld als volgt: B. Vesterdorf, president, C. W. Bellamy, J. Pirrung,
A. W. H. Meij en M. Vilaras, rechters,
griffier: H. Jung
gezien de stukken en na de mondelinge behandeling op 19 mei 1999,
het navolgende
Arrest
Juridische context
- 1.
- Naar aanleiding van met name de Slotakte van het Verdrag betreffende de
Europese Unie, ondertekend te Maastricht op 7 februari 1992, waarin een
verklaring (nr. 17) is opgenomen betreffende het recht op toegang tot informatie,
en verschillende bijeenkomsten van de Europese Raad, tijdens welke de toezegging
is bevestigd dat naar een grotere openheid van de Gemeenschap zal worden
gestreefd (zie in dit verband arrest Gerecht van 5 maart 1997, WWF
UK/Commissie, T-105/95, Jurispr. blz. II-313, punten 1-3), hebben de Commissie
en de Raad op 6 december 1993 een gedragscode vastgesteld inzake de toegang
van het publiek tot documenten van de Raad en de Commissie (PB L 340, blz. 41;
hierna: gedragscode), houdende de beginselen betreffende de toegang tot de bij
hen berustende documenten. De gedragscode bepaalt:
De Commissie en de Raad nemen elk voor zich vóór 1 januari 1994 de
maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze beginselen.
- 2.
- Ter uitvoering hiervan stelde de Commissie op 8 februari 1994 op de grondslag van
artikel 162 EG-Verdrag (thans artikel 218 EG) besluit 94/90/EGKS, EG, Euratom
inzake de toegang tot documenten van de Commissie (PB L 46, blz. 58) vast. De
tekst van de gedragscode is in bijlage bij dit besluit opgenomen (hierna: besluit
94/90).
- 3.
- De gedragscode bevat het volgende algemene beginsel:
Het publiek zal zo ruim mogelijk toegang krijgen tot documenten die bij de
Commissie en de Raad berusten.
Onder document wordt verstaan ieder stuk met bestaande gegevens, op ongeacht
welke drager, dat bij de Commissie of de Raad berust.
- 4.
- De gedragscode noemt de volgende omstandigheden die door een instelling als
grond voor afwijzing van een verzoek om toegang tot documenten kunnen worden
ingeroepen:
De instellingen weigeren de toegang tot een document als de verspreiding daarvan
schade kan toebrengen aan:
de bescherming van het algemeen belang (openbare veiligheid,
internationale betrekkingen, monetaire stabiliteit, gerechtelijke procedures,
inspectie- en enquêteactiviteiten),
de bescherming van het individu en van de persoonlijke levenssfeer,
de bescherming van geheime handels- en industriële gegevens,
de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap,
de bescherming van de vertrouwelijkheid waar de natuurlijke of
rechtspersoon die de informatie heeft verstrekt om heeft verzocht of welke
krachtens de wetgeving van de lidstaat die de informatie heeft verstrekt
vereist is.
Zij kunnen de toegang tot een document ook weigeren om het belang van de
instelling met betrekking tot de geheimhouding van haar beraadslagingen te
beschermen.
- 5.
- Bovendien is in de gedragscode onder het opschrift behandeling van de
oorspronkelijke verzoeken het volgende bepaald:
Wanneer de auteur van het document dat bij de instelling berust een natuurlijke
of een rechtspersoon, een lidstaat, een andere instelling of een orgaan van de
Gemeenschap of enige andere nationale of internationale organisatie is, moet het
verzoek rechtstreeks tot de auteur van het document worden gericht.
- 6.
- Op 4 maart 1994 publiceerde de Commissie een mededeling inzake de verbeterde
toegang tot documenten (PB C 67, blz. 5; hierna: mededeling van 1994), waarin
criteria voor de uitvoering van besluit 94/90 zijn gegeven. Volgens deze mededeling
kan eenieder (...) een verzoek indienen om toegang tot documenten van de
Commissie, bijvoorbeeld documenten die betrekking hebben op de voorbereiding
van initiatieven of relevant achtergrondmateriaal. Met betrekking tot de in de
gedragscode genoemde uitzonderingen is in de mededeling van 1994 verklaard: De
Commissie kan van oordeel zijn dat de toegang tot een bepaald document moet
worden geweigerd omdat het vrijgeven van dat document de algemene en
particuliere belangen en de goede werking van de instelling zou kunnen schaden
(...). Op dit punt benadrukt de mededeling, dat de uitzonderingsbepalingen (...)
evenwel geenszins automatisch worden toegepast: ieder verzoek om toegang tot een
document (...) wordt afzonderlijk beoordeeld. Wat de behandeling van
confirmatieve verzoeken betreft, preciseert de mededeling van 1994 het volgende:
Wanneer een aanvrager het bericht krijgt dat het voornemen bestaat hem de
toegang tot een document te weigeren en hij daarmee niet akkoord gaat, kan hij
de secretaris-generaal van de Commissie vragen de zaak te herzien. Deze kan hetzij
de eerder genoemde weigering bevestigen hetzij alsnog toegang tot het document
verlenen (...).
De feiten
- 7.
- Bij de invoer van rundvlees in de Gemeenschap wordt een douanerecht en een
bijkomende heffing geheven. In het kader van de Algemene Overeenkomst
betreffende tarieven en handel (GATT) opent de Gemeenschap ieder jaar een
zogenoemd Hilton-contingent. Dit contingent houdt in, dat bepaalde
hoeveelheden kwaliteitsrundvlees (Hilton Beef) uit Argentinië vrij van heffingen
in de Gemeenschap kunnen worden ingevoerd, en dat alleen de rechten van het
geldende gemeenschappelijk douanetarief verschuldigd zijn. Om voor deze
vrijstelling in aanmerking te komen, moet een door de Argentijnse autoriteiten
opgemaakt echtheidscertificaat worden overgelegd.
- 8.
- Naar aanleiding van berichten over de ontdekking van vervalste
echtheidscertificaten stelde de Commissie eind 1992/begin 1993 samen met de
douaneautoriteiten van de lidstaten onderzoeken in. Toen de douaneautoriteiten
vaststelden, dat hun vervalste echtheidscertificaten waren overgelegd, gingen zij
over tot navordering van invoerrechten.
- 9.
- Na de ontdekking van deze vervalsingen hebben de Duitse autoriteiten van
verzoekster invoerrechten nagevorderd. Verzoekster verzocht om kwijtschelding van
deze invoerrechten, stellende dat zij de echtheidscertificaten te goeder trouw had
overgelegd en dat bepaalde tekortkomingen bij de controle te wijten waren aan de
bevoegde Argentijnse autoriteiten en de Commissie.
- 10.
- Bij beschikking van 26 januari 1996, gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland,
verklaarde de Commissie verzoeksters verzoek om kwijtschelding van invoerrechten
ongegrond.
- 11.
- Bij brief van 23 februari 1996 aan de secretaris-generaal van de Commissie en aan
de directeuren-generaal van de directoraten-generaal (hierna: DG) I, VI en XXI
verzocht verzoeksters raadsman om toegang tot bepaalde documenten betreffende
de controle op de invoer van rundvlees (Hilton Beef) en betreffende de
onderzoeken op basis waarvan de Duitse autoriteiten tot navordering van
invoerrechten hadden besloten. Het verzoek had betrekking op tien categorieën
documenten, te weten 1) de verklaringen van de lidstaten inzake de tussen 1985 en
1992 uit Argentinië ingevoerde hoeveelheden Hilton Beef; 2) de verklaringen van
de Argentijnse autoriteiten inzake de in diezelfde periode naar de Gemeenschap
uitgevoerde hoeveelheden Hilton Beef; 3) de op basis van deze verklaringen
opgestelde interne verslagen van de Commissie; 4) de documenten betreffende de
opening van het Hilton-contingent; 5) de documenten betreffende de aanwijzing
van de tot afgifte van de echtheidscertificaten bevoegde instanties; 6) de
documenten betreffende de overeenkomst tussen de Gemeenschap en Argentinië
tot verlaging van het contingent naar aanleiding van de ontdekte vervalsingen;
7) eventuele onderzoeksrapporten betreffende de controle van de Commissie van
het Hilton-contingent in 1991 en 1992; 8) de documenten inzake de onderzoeken
naar eventuele onregelmatigheden bij de invoer tussen 1985 en 1988; 9) de
adviezen van DG VI en DG XXI verband houdend met beslissingen in andere,
soortgelijke zaken; 10) de notulen van de vergaderingen van de groep van
deskundigen van de lidstaten op 2 oktober en 4 december 1995.
- 12.
- Bij brief van 22 maart 1996 wees de directeur-generaal van DG VI het verzoek af
om toegang tot de briefwisseling met de Argentijnse autoriteiten en de notulen van
de besprekingen voorafgaand aan de opening en toekenning van het Hilton-contingent en tot de briefwisseling met de Argentijnse autoriteiten na de
ontdekking van de vervalste echtheidscertificaten. Deze afwijzing was gegrond op
de uitzonderingsbepaling inzake de bescherming van het algemeen belang
(internationale betrekkingen). Daarnaast weigerde de directeur-generaal ook
toegang te verlenen tot de documenten die afkomstig waren van de lidstaten of van
de Argentijnse autoriteiten, met als motivering dat verzoekster zich rechtstreeks tot
de auteurs van deze documenten moest wenden.
- 13.
- Bij brief van 25 maart 1996 wees de directeur-generaal van DG XXI het verzoek
om toegang tot het door de Commissie opgestelde rapport over het interne
onderzoek naar de vervalsingen af, op grond van de uitzonderingsbepalingen inzake
de bescherming van het algemeen belang (inspectie- en enquêteactiviteiten) en de
bescherming van het individu en de persoonlijke levenssfeer. De toegang tot de
adviezen van DG VI en DG XXI inzake andere verzoeken om kwijtschelding van
invoerrechten en tot de notulen van de bijeenkomsten van het comité van
deskundigen van de lidstaten werd door de directeur-generaal van DG XXI
geweigerd op grond van de uitzonderingsbepaling inzake de bescherming van het
belang van de instelling met betrekking tot de geheimhouding van haar
beraadslagingen. Daarnaast weigerde hij toegang te verlenen tot de documenten
die afkomstig waren van de lidstaten, stellende dat verzoekster zich rechtstreeks
moest wenden tot de auteurs van deze documenten.
- 14.
- Bij brief van 27 maart 1996 richtte verzoeksters raadsman een confirmatief verzoek
als bedoeld in de gedragscode aan de secretaris-generaal van de Commissie. In
deze brief betwistte hij de gronden waarop de directeuren-generaal van DG VI en
DG XXI de toegang tot de documenten hadden geweigerd.
- 15.
- Bij op 12 april 1996 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift heeft
verzoekster tezamen met twee andere Duitse ondernemingen beroep ingesteld tot
nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 26 januari 1996 (zaak
T-50/96).
- 16.
- Bij brief van 29 mei 1996 wees de secretaris-generaal van de Commissie het
confirmatief verzoek af. Deze brief luidt als volgt:
Naar aanleiding van uw verzoek moet ik u tot mijn spijt mededelen, dat ik het
besluit van DG VI en DG XXI bekrachtig, en wel om onderstaande redenen.
De verlangde documenten hebben alle betrekking op een beschikking van de
Commissie van 26 januari 1996 [doc. COM C(96) 180 def.], waartegen inmiddels
door uw cliënt beroep tot nietigverklaring is ingesteld (zaak T-50/96).
Bijgevolg is onverminderd andere uitzonderingsbepalingen die de weigering van
de toegang tot de verlangde documenten zouden kunnen rechtvaardigen de
uitzonderingsbepaling inzake de bescherming van het algemeen belang
(gerechtelijke procedures) van toepassing. De gedragscode kan in een aanhangige
zaak de Commissie niet dwingen om met het geding verband houdende
documenten aan de wederpartij te doen toekomen.
- 17.
- Bij op 25 juni 1996 ter griffie van het Gerecht neergelegde brief heeft verzoekster,
in het kader van zaak T-50/96, gevraagd dat het Gerecht bij wege van maatregelen
tot organisatie van de procesgang de overlegging van de betrokken documenten zou
gelasten.
- 18.
- Bij op 9 augustus 1996 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift heeft
verzoekster beroep ingesteld tot nietigverklaring van de beschikking van de
Commissie van 29 mei 1996 houdende bevestiging van haar weigering om
verzoekster toegang te verlenen tot bepaalde van haar documenten. Bij arrest van
6 februari 1998, Interporc/Commissie (T-124/96, Jurispr. blz. II-231; hierna: arrest
Interporc I), heeft het Gerecht vastgesteld, dat de beschikking van 29 mei 1996
onvoldoende was gemotiveerd en nietig moest worden verklaard.
- 19.
- Bovendien heeft de Commissie in zaak T-50/96, op 15 december 1997 door het
Gerecht daarom verzocht, bepaalde documenten overgelegd die gedeeltelijk
overeenkomen met die waar verzoekster in het kader van de zaak Interporc I om
had verzocht. In de onderhavige zaak heeft verzoekster bevestigd, dat het
confirmatief verzoek zonder voorwerp is geworden wat de documenten betreft diede Commissie op verzoek van het Gerecht in het kader van zaak T-50/96 heeft
overgelegd.
- 20.
- Ter uitvoering van het arrest Interporc I heeft de Commissie aan verzoeksters
raadsman betreffende verzoeksters confirmatief verzoek een nieuwe beschikking
van 23 april 1998 doen toekomen, waarvan de conclusie identiek is met die van de
nietigverklaarde beschikking van 29 mei 1996, doch met een andere motivering
(hierna: bestreden beschikking). De bestreden beschikking luidt als volgt:
De door u gevraagde documenten kunnen als volgt in categorieën worden
ingedeeld:
1. De van de lidstaten en de Argentijnse autoriteiten afkomstige documenten
de verklaringen van de lidstaten betreffende de tussen 1985 en 1992 uit
Argentinië ingevoerde hoeveelheden .Hilton Beef;
de verklaringen van de Argentijnse autoriteiten over de tijdens dezelfde
periode naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden .Hilton Beef;
de documenten van de Argentijnse autoriteiten betreffende de aanwijzing
van de met de afgifte van de echtheidscertificaten belaste organen;
de documenten van de Argentijnse autoriteiten betreffende het sluiten van
een overeenkomst over de opening van een contingent voor .Hilton Beef;
de standpuntbepalingen van de lidstaten in soortgelijke zaken.
2. De van de Commissie afkomstige documenten
De op basis van de verklaringen van de lidstaten en de derde landen
opgestelde interne rapporten van DG VI;
de documenten van de Commissie betreffende de met de afgifte van de
echtheidscertificaten belaste organen;
de documenten betreffende de overeenkomst inzake de opening van een
contingent voor .Hilton Beef; de adviezen van DG VI, de adviezen van
andere diensten, de mededelingen aan de Argentijnse autoriteiten;
de documenten betreffende de overeenkomst tussen de Gemeenschap en
Argentinië betreffende een verlaging van het contingent na de ontdekking
van de vervalsingen; de interne adviezen van DG VI, de adviezen van de
andere diensten (DG I, DG XXI), de nota's van de kabinetten van de
verantwoordelijke commissieleden, de aan deze kabinetten gerichte nota's,
de mededelingen aan de delegatie van de Commissie in Argentinië, de
brieven aan de ambassadeur van Argentinië bij de Europese Unie;
het rapport van de Commissie over de controle van het contingent voor
.Hilton Beef;
de adviezen van DG VI en XXI inzake beslissingen in andere soortgelijke
zaken;
de notulen van de bijeenkomsten van de groep van deskundigen van de
lidstaten op 2 oktober en 4 december 1995.
Wat de van de lidstaten en de Argentijnse autoriteiten afkomstige documenten
betreft, raad ik u aan daarvan onmiddellijk een copie te vragen aan deze lidstaten
en aan de betrokken autoriteiten. In de gedragscode is bepaald, dat .het publiek
zo ruim mogelijk toegang zal krijgen tot documenten die bij de Commissie en de
Raad berusten, doch de vijfde alinea van de gedragscode bepaalt, dat .wanneer
de auteur van het document dat bij de instelling berust een natuurlijke of een
rechtspersoon, een lidstaat, een andere instelling of een orgaan van de
Gemeenschap of enige andere nationale of internationale organisatie is, het
verzoek rechtstreeks tot de auteur van het document moet worden gericht. De
Commissie kan dus geenszins rechtsmisbruik worden verweten; zij past alleen een
bepaling toe van haar besluit van 8 februari 1994 inzake de toepassing van de
gedragscode.
Alle andere documenten betreffen een lopende gerechtelijke procedure (zaak
T-50/96) waarvoor de uitzondering geldt inzake de bescherming van het algemeen
belang, met name het correct verloop van de gerechtelijke procedure, welke
uitzondering in de gedragscode uitdrukkelijk is vermeld. Indien toegang tot deze
documenten zou worden verleend krachtens de bepalingen betreffende de toegang
van het publiek tot documenten van de Commissie, zou zulks de belangen van de
partijen in deze procedure kunnen aantasten, met name de rechten van de
verdediging, en zou zulks in strijd zijn met de bijzondere bepalingen die de
mededeling van documenten in het kader van gerechtelijke procedures regelen.
- 21.
- Bij arrest van 17 september 1998, Primex Produkte Import-Export e.a./Commissie
(T-50/96, Jurispr. blz. II-3773), heeft het Gerecht voormelde beschikking van
26 januari 1996 nietigverklaard. De Commissie heeft tegen dit arrest hogere
voorziening ingesteld (zaak C-417/98 P).
Procesverloop en conclusies van partijen
- 22.
- Het verzoekschrift in de onderhavige zaak is op 9 juni 1998 ter griffie van het
Gerecht neergelegd. De zaak is aanvankelijk toegewezen aan een kamer bestaande
uit drie rechters. Na partijen te hebben gehoord, heeft het Gerecht bij beschikking
van 20 april 1999 besloten de zaak naar een kamer bestaande uit vijf rechters te
verwijzen.
- 23.
- Op rapport van de rechter-rapporteur, heeft het Gerecht (Eerste kamer
uitgebreid) besloten zonder instructie tot de mondelinge behandeling over te gaan.
- 24.
- Partijen hebben pleidooi gevoerd en de mondelinge vragen van het Gerecht
beantwoord ter openbare terechtzitting van 19 mei 1999.
- 25.
- Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:
de bestreden beschikking nietig te verklaren;
subsidiair, de beschikking nietig te verklaren voor zover verzoekster niet
reeds in het kader van zaak T-50/96 toegang tot de gevraagde documenten
heeft gekregen;
in ieder geval, de Commissie in de kosten te verwijzen.
- 26.
- De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:
het beroep te verwerpen;
verzoekster te verwijzen in de kosten.
Ten gronde
- 27.
- Verzoekster maakt in haar betoog een onderscheid tussen de van de Commissie
afkomstige documenten en de van de lidstaten of de Argentijnse autoriteiten
afkomstige documenten.
De van de Commissie afkomstige documenten
- 28.
- Verzoekster voert drie middelen aan, het eerste ontleend aan schending door de
Commissie van de gedragscode en van besluit 94/90, het tweede ontleend aan
artikel 176 EG-Verdrag (thans artikel 233 EG) in samenhang met het arrest
Interporc I, en het derde aan artikel 190 EG-Verdrag (thans artikel 253 EG).
Het middel ontleend aan schending van de gedragscode en van besluit 94/90
Argumenten van partijen
- 29.
- Vooraf voert verzoekster aan, dat de uitzondering in verband met de bescherming
van het algemeen belang, meer in het bijzonder wat gerechtelijke procedures
betreft, uitsluitend geldt voor de documenten die de Commissie in het kader van
een gerechtelijke procedure heeft opgesteld, en niet voor documenten die
onafhankelijk van een dergelijke procedure bestaan, zoals het Gerecht heeft
verklaard in zijn arrest van 19 maart 1998, Van der Wal/Commissie (T-83/96,
Jurispr. blz. II-545, punt 50; hierna: arrest Van der Wal), dat meer dan een
maand vóór de vaststelling van de bestreden beschikking is gewezen.
- 30.
- In de onderhavige zaak lijdt het volgens verzoekster geen twijfel, dat geen van de
documenten waartoe verzoekster toegang wenst te verkrijgen, door de Commissie
is opgesteld met het oog op een welbepaalde gerechtelijke procedure. Anders dan
de Commissie verlangt, kan dus geen uitzondering worden gemaakt uit hoofde van
de bescherming van het algemeen belang.
- 31.
- Subsidiair wijst verzoekster erop, dat de Commissie niet preciseert welke
procedurele rechten zouden worden geraakt door de mededeling van de gevraagde
documenten, en hoe dit het geval zou zijn.
- 32.
- De Commissie voert aan, dat de bestreden beschikking in overeenstemming is met
het arrest Van der Wal, en dat dit arrest haar bovendien heeft gesterkt in haar
zienswijze. Uit het arrest Van der Wal zou namelijk volgen, dat de Commissie op
grond van de bescherming van het algemeen belang (gerechtelijke procedures) een
uitzondering kan maken, ook wanneer zij geen partij is bij een gerechtelijke
procedure.
- 33.
- Overigens zou de uitdrukking dienaangaande in punt 50 van het arrest Van der
Wal meebrengen, dat alleen wanneer de Commissie niet zelf partij is bij een
gerechtelijke procedure, een onderscheid moet worden gemaakt tussen documenten
die de Commissie uitsluitend voor een welbepaalde gerechtelijke procedure heeft
opgesteld en andere documenten die onafhankelijk van die procedure bestaan, en
de toepassing van de uitzondering uit hoofde van het algemeen belang moet
worden beperkt tot de eerste categorie documenten.
- 34.
- In andere dan de in het arrest Van der Wal bedoelde situaties, zouden documenten
die niet voor een welbepaalde gerechtelijke procedure zijn opgesteld, maar die toch
verband houden met een dergelijke procedure, anders mogen worden behandeld.
- 35.
- Zou de Commissie haar tegenpartij de toegang moeten verzekeren tot documenten
betreffende het voorwerp van het geschil in een lopende procedure, dan zou
afbreuk worden gedaan aan haar rechten van verdediging, waarvan de eerbiediging
een fundamenteel beginsel van de communautaire rechtsorde is (arrest van
18 oktober 1989, Orkem/Commissie, 374/87, Jurispr. blz. 3283, punt 32).
- 36.
- Ter terechtzitting heeft de Commissie evenwel gepreciseerd, dat de betrokken
uitzondering alleen geldt tijdens de duur van de procedure die zij beoogt te
beschermen.
- 37.
- Tenslotte stelt de Commissie, dat de vraag of verzoekster dan wel enig ander
persoon toegang kan krijgen tot de gevraagde documenten, alleen kan worden
onderzocht in het kader van de als lex specialis toepasselijke bepalingen van het
reglement voor de procesvoering van de gemeenschapsrechtelijke instantie, en niet
op basis van de gedragscode die het recht van toegang van het publiek in het
algemeen regelt.
Beoordeling door het Gerecht
- 38.
- Volgens de bepalingen van de gedragscode gelden inzake het recht van toegang tot
documenten twee categorieën uitzonderingen, die aldus zijn geformuleerd dat de
eerste categorie dwingend en de tweede facultatief is. Deze uitzonderingen moeten
eng worden uitgelegd, teneinde de toepassing van het algemene beginsel, dat het
publiek zo ruim mogelijk toegang zal krijgen tot documenten die bij de Commissie
berusten, niet op losse schroeven te zetten (arrest Interporc I, punt 49, en arrest
Gerecht van 17 juni 1998, Svenska Journalistförbundet/Raad, T-174/95, Jurispr.
blz. II-2289, punt 110).
- 39.
- Welnu, alvorens over te gaan tot de uitlegging van de betrokken uitzondering, moet
worden beklemtoond dat besluit 94/90 is vastgesteld met het oog op een grotere
doorzichtigheid van de Gemeenschap, aangezien de doorzichtigheid van het
besluitvormingsproces het democratische karakter van de instellingen en het
vertrouwen van het publiek in het bestuur versterkt (verklaring nr. 17). Tevens is
de door de Europese Raad gewilde doorzichtigheid, op grond waarvan het publiek
volgens het algemeen beginsel van de gedragscode zo ruim mogelijk toegang krijgt
tot de documenten, van wezenlijk belang om de burger in staat te stellen
daadwerkelijk en doeltreffend toe te zien op de uitoefening van de bevoegdheden
waarmee de gemeenschapsinstellingen zijn belast, en aldus het vertrouwen in het
bestuur te vergroten.
- 40.
- Gelet op deze overwegingen en op de verplichting om de uitzondering strikt uit te
leggen, moeten de termen gerechtelijke procedures aldus worden begrepen, dat
de bescherming van het openbaar belang zich verzet tegen de mededeling van de
inhoud van documenten die de Commissie uitsluitend voor een welbepaalde
gerechtelijke procedure heeft opgesteld.
- 41.
- Documenten die uitsluitend voor een welbepaalde gerechtelijke procedure zijn
opgesteld zijn niet alleen de memories of neergelegde stukken, de interne
documenten betreffende het onderzoek van de lopende zaak, maar ook de tussen
het betrokken directoraat-generaal en de juridische dienst of een advocatenkantoor
uitgewisselde mededelingen betreffende de zaak. Deze afbakening van het
toepassingsgebied van de uitzondering strekt ertoe de bescherming van de interne
werkzaamheden van de Commissie te verzekeren, alsmede de vertrouwelijkheid en
de eerbiediging van het beginsel van het beroepsgeheim van de advocaten.
- 42.
- Daarentegen kan de in de gedragscode neergelegde uitzondering uit hoofde van de
bescherming van het algemeen belang (gerechtelijke procedures) voor de
Commissie niet de mogelijkheid scheppen om zich te onttrekken aan de
verplichting om in het kader van een louter administratief dossier opgestelde
documenten mee te delen. Dit beginsel geldt ook wanneer de overlegging van deze
documenten in een procedure voor de gemeenschapsrechter voor de Commissie
nadelig kan zijn. In dit verband is irrelevant, dat tegen de na afloop van de
administratieve procedure vastgestelde beschikking beroep tot nietigverklaring is
ingesteld.
- 43.
- De door de Commissie voorgestelde uitlegging gaat namelijk in tegen één van de
wezenlijke doelstellingen van besluit 94/90, namelijk de burgers de mogelijkheid
geven beter toe te zien op de regelmatigheid van de uitoefening van het
overheidsgezag.
- 44.
- Wat de argumenten van de Commissie betreft over het toepassingsgebied van
besluit 94/90, zij eraan herinnerd, dat de strekking van dit besluit aldus is, dat het
van algemene toepassing is op de verzoeken van het publiek om toegang tot
documenten. Hoewel de onderneming Interporc in het kader van zaak T-50/96, als
verzoekster, met een beroep op de bepalingen van het reglement voor de
procesvoering inzake de maatregelen tot organisatie van de procesgang of op haar
rechten van verdediging, toegang heeft gekregen tot een gedeelte van de
documenten die zij in het kader van haar aanvankelijk verzoek van 23 februari
1996 had gevraagd, behoudt zij niettemin het recht om daarnaast ook met een
beroep op besluit 94/90 om toegang tot diezelfde documenten te verzoeken. De
Commissie heeft overigens in haar mededeling van 1994 laten weten, dat ingevolge
de vaststelling van de gedragscode bij besluit 94/90, een ieder derhalve thans
schriftelijk een verzoek kan indienen om toegang tot documenten van de
Commissie, bij voorbeeld documenten die betrekking hebben op de voorbereiding
van initiatieven van de Commissie of relevant achtergrondmateriaal.
- 45.
- Deze beoordeling vindt steun in de considerans van de gedragscode, waarin het
heet dat deze beginselen [te weten het recht van toegang tot de documenten] geen
afbreuk doen aan de geldende bepalingen inzake de toegang tot dossiers die
rechtstreeks betrekking hebben op personen die daarbij een specifiek belang
hebben. Hiermee wordt alleen gezegd, dat de bepalingen betreffende het recht
van toegang tot informatie die de Commissie zou vaststellen, zonder gevolgen
zouden blijven voor de toepassing van de specifieke bepalingen betreffende de
toegang tot de dossiers. Deze overweging sluit bovendien niet uit, dat een beroep
kan worden gedaan op de gedragscode door personen die zich eveneens op andere
bepalingen kunnen beroepen.
- 46.
- Voorts kan de omstandigheid dat verzoekster in het kader van procedure T-50/96
toegang heeft gekregen tot een gedeelte van de in haar aanvankelijk verzoek van
23 februari 1996 bedoelde documenten, niet betekenen dat zij niet langer het recht
zou hebben onder verwijzing naar besluit 94/90 te verzoeken om toegang tot de
documenten waarvan zij geen inzage heeft gekregen.
- 47.
- Deze beperking van het toepassingsgebied van besluit 94/90, waar de Commissie
op aandringt, kan slechts voortvloeien uit dit besluit zelf. Welnu, het besluit bevat
geen enkele bepaling in die zin.
- 48.
- Hieruit volgt, dat de Commissie de uitzondering uit hoofde van de bescherming van
het algemeen belang (gerechtelijke procedures) verkeerd heeft toegepast, en dat
verzoekster in de onderhavige zaak met een beroep op de gedragscode om toegang
tot de documenten kan verzoeken.
- 49.
- De bestreden beschikking moet dus worden nietigverklaard voor zover daarbij de
toegang tot van de Commissie afkomstige documenten is geweigerd, zonder dat
behoeft te worden ingegaan op de andere door verzoekster tot staving van die
vordering aangevoerde middelen.
Wat de van de lidstaten of de Argentijnse autoriteiten afkomstige documenten betreft
- 50.
- Verzoekster voert drie middelen aan, het eerste ontleend aan de onregelmatigheid
van de bestreden beschikking voor zover zij is gebaseerd op de auteursregel, het
tweede aan schending van besluit 94/90 en de gedragscode, en het derde aan
schending van artikel 190 van het Verdrag.
Het middel ontleend aan onwettigheid van de bestreden beschikking, voor zover
zij is gebaseerd op de auteursregel
Argumenten van partijen
- 51.
- Verzoekster voert aan dat het ingevolge artikel 2, punt 2, van besluit 94/90 aan de
secretaris-generaal stond om na het confirmatief verzoek van 27 maart 1996 over
te gaan tot een volledig heronderzoek van het verzoek om toegang, en dus de
gegrondheid te toetsen van de door de directeuren-generaal van DG VI en XXI
tot staving van hun weigering aangevoerde gronden.
- 52.
- Aangezien de secretaris-generaal in zijn beschikking van 29 mei 1996 geen
standpunt heeft bepaald over de grond die is ontleend aan de auteursregel, zou hij
zich daarna niet meer op die regel kunnen beroepen. Nu de bestreden beschikking
opnieuw op die grond is gebaseerd, zou zij nietig moeten worden verklaard.
- 53.
- De Commissie voert aan, dat de volledigheid van de in het kader van een
onderzoek van een confirmatief verzoek te verrichten controle, betrekking dient te
hebben op de gevraagde documenten. Het staat evenwel aan de secretaris-generaal
om zijn beslissing te baseren op één overwegende grond. Bijgevolg zou de
bestreden beschikking mogen worden gebaseerd op gronden die in de beschikking
van 29 mei 1996, die bij het arrest Interporc I nietig is verklaard, niet zijn
onderzocht.
Beoordeling door het Gerecht
- 54.
- Vooraf zij herinnerd aan het verloop van de administratieve procedure. Bij brief
van 23 februari 1996 heeft verzoekster om toegang verzocht tot bepaalde
documenten betreffende de controle van de importen van Hilton Beef,
waaronder de documenten die thans aan de orde zijn. Bij brieven van 22 en
25 maart 1996 hebben de directeuren-generaal van DG VI en XXI de verzoeken
om toegang afgewezen met een beroep op de uitzondering uit hoofde van de
bescherming van het algemeen belang (internationale betrekkingen), de
auteursregel, de uitzondering uit hoofde van de bescherming van het algemeen
belang (inspectie- en enquêteactiviteiten) en de uitzondering uit hoofde van de
bescherming van het individu en de persoonlijke levenssfeer. Bij brief van 27 maart
1996 aan de secretaris-generaal van de Commissie heeft verzoeksters raadsman
deze weigering betwist en een confirmatief verzoek ingediend. Bij brief van 29 mei
1996 heeft de secretaris-generaal het confirmatief verzoek afgewezen met een
beroep op de uitzondering uit hoofde van de bescherming van het algemeen belang
(gerechtelijke procedures). In zijn arrest Interporc I, heeft het Gerecht vastgesteld,
dat de beschikking van 29 mei 1996 ontoereikend was gemotiveerd en nietig moest
worden verklaard. Ter uitvoering van het arrest Interporc I heeft de secretaris-generaal het confirmatief verzoek opnieuw afgewezen, waarbij hij zich niet alleen
baseerde op de uitzondering uit hoofde van de bescherming van het algemeen
belang (gerechtelijke procedures), doch ook op de auteursregel.
- 55.
- Uit het arrest Interporc I volgt in de eerste plaats, dat de secretaris-generaal
ingevolge artikel 176 van het Verdrag een nieuwe beslissing diende te nemen ter
uitvoering van dit arrest, en in de tweede plaats, dat de beschikking van 29 mei
1996 wordt geacht nooit te hebben bestaan.
- 56.
- Uit artikel 2, punt 2, van besluit 94/90 en de mededeling van 1994 kan dus niet
worden afgeleid, dat de secretaris-generaal zich niet kon beroepen op andere
gronden dan die waarover hij in zijn aanvankelijke beschikking reeds een standpunt
had bepaald. Het stond dus aan de secretaris-generaal om de verzoeken om
toegang aan een volledig heronderzoek te onderwerpen, en de bestreden
beschikking te baseren op de auteursregel.
- 57.
- Dit middel moet dus worden afgewezen.
Het middel ontleend aan schending van besluit 94/90 en van de gedragscode
Argumenten van partijen
- 58.
- Volgens verzoekster volgt uit de gedragscode, met name uit de definitie van het
begrip document, dat toegang moet worden verleend tot elk document dat bij de
Commissie berust, ongeacht de auteur ervan. Tot staving van die zienswijze verwijst
zij eveneens naar verklaring nr. 17, waarin sprake is van de informatie waarover
de instellingen beschikken.
- 59.
- Verzoekster stelt, dat de auteursregel, inhoudende dat de documenten waarvan de
Commissie niet de auteur is, van het toepassingsgebied van de gedragscode zijn
uitgesloten, niet kan worden aanvaard. Het toepassingsgebied van de gedragscode
kan niet worden beperkt door een procedurevoorschrift dat bepaalde documenten
van dat toepassingsgebied uitsluit. Dit voorschrift zou dus nietig zijn wegens strijd
met het beginsel van deze gedragscode zoals vastgesteld bij besluit 94/90.
- 60.
- In ieder geval zou de op dit voorschrift gebaseerde motivering van de bestreden
beschikking in strijd zijn met het algemene beginsel van de gedragscode. Zij zou
tevens een rechtsmisbruik uitmaken, voor zover zij tot gevolg heeft dat de
betrokken documenten van het toepassingsgebied van de gedragscode worden
uitgesloten.
- 61.
- Subsidiair voert verzoekster aan, dat dit voorschrift beperkend moet worden
uitgelegd, zodat het verenigbaar blijft met het beginsel van een zo ruim mogelijke
toegang tot de documenten.
- 62.
- De Commissie voert aan, dat in de gedragscode het beginsel van de zo ruim
mogelijke toegang tot de documenten wordt gevolgd door de auteursregel,
waardoor het toepassingsgebied van de gedragscode dus wordt beperkt. Bovendien
verwijst de gedragscode slechts in zeer algemene termen naar verklaring nr. 17, die
in feite beperkt blijft tot een aanbeveling aan de Commissie om een verslag op te
stellen. Ter terechtzitting heeft de Commissie evenwel gepreciseerd, dat de
auteursregel niet inhoudt dat zij geen toegang mag verlenen tot de betrokken
documenten, doch alleen dat de mededeling daarvan niet verplicht is. Ook heeft
de Commissie het bestaan ontkend van een hoger beginsel op grond waarvan
verzoekster eventueel de nietigheid van de auteursregel zou kunnen aanvoeren.
- 63.
- Verder zou verzoekster geenszins het bewijs hebben geleverd van het gestelde
rechtsmisbruik te haren opzichte.
- 64.
- Tenslotte voert de Commissie subsidiair aan, dat de vraag van een ruime dan wel
een beperkende uitlegging van de auteursregel in de onderhavige zaak niet aan de
orde is. Volgens de Commissie poogt verzoekster te bereiken dat dit voorschrift
zonder meer buiten toepassing zou worden gelaten.
Beoordeling door het Gerecht
- 65.
- Vooraf zij er in verband met de vraag of de auteursregel buiten toepassing dient
te blijven, aan herinnerd dat het Hof in zijn arrest van 30 april 1996,
Nederland/Raad (C-58/94, Jurispr. blz. I-2169, punt 37), betreffende het recht van
toegang van het publiek tot de documenten, het volgende heeft verklaard:
Erkend moet worden, dat zolang de gemeenschapswetgever geen algemene
regeling inzake het recht van het publiek op toegang tot documenten in het bezit
van de gemeenschapsinstellingen heeft vastgesteld, deze instellingen maatregelen
moeten nemen om dergelijke verzoeken te behandelen uit hoofde van hun interne
organisatiebevoegdheid, krachtens welke zij passende maatregelen kunnen treffen
om hun interne werking in het belang van een goed bestuur te verzekeren.
- 66.
- Gelet op dit arrest moet worden vastgesteld, dat bij ontbreken van een hogere
rechtsregel krachtens welke de Commissie niet bevoegd was om bij besluit 94/90
de documenten waarvan zij niet de auteur is, van het toepassingsgebied van de
gedragscode uit te sluiten, dit voorschrift kan worden toegepast. Dat besluit 94/90
verwijst naar algemene beleidsverklaringen, te weten verklaring nr. 17 en de
conclusies van verschillende bijeenkomsten van de Europese Raad, doet aan deze
vaststelling niet af, nu deze verklaringen niet de waarde hebben van een hoger
rechtsbeginsel.
- 67.
- Inzake de uitlegging van de auteursregel, moet eraan worden herinnerd, dat in
verklaring nr. 17 en de gedragscode het algemene beginsel is vastgelegd, dat het
publiek zo ruim mogelijk toegang zal krijgen tot bij de Commissie en de Raad
berustende documenten, en voorts dat besluit 94/90 een handeling is die de burgers
een recht op toegang tot bij de Commissie berustende documenten verleent (arrest
WWF UK/Commissie, reeds aangehaald, punt 55).
- 68.
- Vervolgens zij eraan herinnerd, dat wanneer een algemeen beginsel wordt
ingevoerd en er in beperkingen op dat beginsel wordt voorzien, die beperkingen
eng moeten worden uitgelegd en toegepast, zodat de toepassing van het algemene
beginsel niet in het gedrang komt (zie arresten WWF UK/Commissie, reeds
aangehaald, punt 56, en Interporc I, punt 49).
- 69.
- De auteursregel, ongeacht hoe hij wordt gekenschetst, vormt een beperking ten
opzichte van het algemene beginsel van doorzichtigheid van besluit 94/90. Bijgevolg
moet deze regel eng worden uitgelegd en toegepast, zodat de toepassing van het
algemene beginsel van doorzichtigheid niet in het gedrang komt (arrest Gerecht
van 19 juli 1999, Rothmans International/Commissie, T-188/97, Jurispr. blz. II-0000,
punten 53-55).
- 70.
- Ter terechtzitting heeft de Commissie erkend, dat de toepassing van de
auteursregel tot moeilijkheden kan leiden in de gevallen waarin twijfel bestaat over
de auteur van het document. Precies in die gevallen is een enge uitlegging en
toepassing van de auteursregel van belang.
- 71.
- Gelet op deze opmerkingen, moet worden beoordeeld of de auteursregel geldt voor
de vijf soorten van de lidstaten of van de Argentijnse autoriteiten afkomstige
documenten waarover het in de bestreden beschikking gaat.
- 72.
- De vijf soorten documenten waarover het gaat, omvatten in de eerste plaats de
verklaringen van de lidstaten betreffende de tussen 1985 en 1992 uit Argentinië
ingevoerde hoeveelheden Hilton Beef; in de tweede plaats, de verklaringen van
de Argentijnse autoriteiten betreffende de in de loop van die zelfde periode naar
de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden Hilton Beef; in de derde plaats, de
documenten van de Argentijnse autoriteiten betreffende de aanwijzing van de met
de afgifte van de echtheidscertificaten belaste instanties, in de vierde plaats, de
documenten van de Argentijnse autoriteiten betreffende het sluiten van een
overeenkomst over het openen van een contingent voor Hilton Beef; en in de
vijfde plaats, de standpuntbepalingen van de lidstaten in soortgelijke zaken.
- 73.
- Uit het onderzoek van deze vijf soorten documenten blijkt, dat de auteurs ervan
de lidstaten zijn dan wel de Argentijnse autoriteiten.
- 74.
- Hieruit volgt, dat de Commissie de auteursregel juist heeft toegepast waar zij zich
op het standpunt plaatste dat zij geen toegang diende te verlenen tot deze
documenten. Bijgevolg kan haar geen rechtsmisbruik worden verweten.Verzoeksters middel ontleend aan schending van besluit 94/90 en van de
gedragscode, moet dus worden afgewezen.
Het middel ontleend aan schending van artikel 190 van het Verdrag
Argumenten van partijen
- 75.
- Wat de van de lidstaten of de Argentijnse autoriteiten afkomstige documenten
betreft, voert verzoekster aan, dat de Commissie in de bestreden beschikking had
moeten preciseren waarom de auteursregel de weigering van toegang tot de
documenten rechtvaardigde. De Commissie zou dus de bepalingen van artikel 190
van het Verdrag hebben geschonden.
- 76.
- Volgens de Commissie volstaat de vermelding in de bestreden beschikking, dat zij
niet de auteur is van de gevraagde documenten, ruimschoots als motivering van de
toepassing van de auteursregel.
Beoordeling door het Gerecht
- 77.
- Volgens vaste rechtspraak houdt de motiveringsplicht van artikel 190 van het
Verdrag in, dat de redenering van de gemeenschapsinstelling die de gelaakte
handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking moet worden
gebracht, zodat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen
maatregel kunnen kennen om hun rechten te kunnen verdedigen, en de
gemeenschapsrechter zijn wettigheidstoezicht kan uitoefenen (arrest WWF
UK/Commissie, reeds aangehaald, punt 66).
- 78.
- In casu heeft de Commissie in de bestreden beschikking (zie punt 20 supra), de
auteursregel aangehaald en verzoekster erop attent gemaakt dat het aan haar stond
om bij de betrokken lidstaten of de Argentijnse autoriteiten om een kopie van de
verlangde documenten te verzoeken. Deze motivering laat duidelijk de redenering
van de Commissie tot uitdrukking komen. Verzoekster was dus in staat de
rechtvaardigingsgronden van de bestreden beschikking te kennen, en het Gerecht
kon met betrekking tot deze beschikking zijn wettigheidstoezicht uitoefenen.
Bijgevolg stelt verzoekster ten onrechte dat een meer specifieke motivering
noodzakelijk was (zie in deze zin, arrest Rothmans International/Commissie, reeds
aangehaald, punt 37).
- 79.
- Hieruit volgt, dat dit middel moet worden afgewezen. De bestreden beschikking
behoeft dus niet te worden nietigverklaard wat de van de lidstaten of van de
Argentijnse autoriteiten afkomstige documenten betreft.
Kosten
- 80.
- Naar luid van artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, wordt de
in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd.
Volgens lid 3 van dit artikel kan het Gerecht evenwel de proceskosten over de
partijen verdelen of beslissen dat elke partij haar eigen kosten zal dragen indien
zij onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld.
Aangezien beide partijen op een punt in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij elk in
hun eigen kosten te worden verwezen.
HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer uitgebreid),
rechtdoende:
1) Verklaart nietig de beschikking van de Commissie van 23 april 1998, voor
zover daarbij de toegang tot van de Commissie afkomstige documenten is
geweigerd.
2) Verwerpt het beroep voor het overige.
3) Verstaat dat partijen hun eigen kosten zullen dragen.
VesterdorfBellamy
Pirrung
Meij Vilaras
|
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 7 december 1999.
De griffier
De president van de Eerste kamer (uitgebreid)
H. Jung
B. Vesterdorf