Language of document : ECLI:EU:T:2005:514

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (tweede kamer)

15 december 2005 (*)

„Verwijzing naar Gerecht voor ambtenarenzaken”

In zaak T‑249/05,

Tineke Duyster, ambtenaar bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen, wonende te Oetrange (Luxemburg), vertegenwoordigd door Mr. W. H. A. M. van den Muijsenbergh, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekende partij,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door de heer H. Kraemer en de heer A. Weimar, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verwerende partij,

betreffende een beroep ingesteld krachtens artikel 236 EG,

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (tweede kamer),

samengesteld als volgt: J. Pirrung, kamerpresident, A. W. H. Meij en I. Pelikánová, rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking

1       Bij op 30 juni 2005 ter griffie van het Gerecht van eerste aanleg neergelegd verzoekschrift heeft de verzoekende partij onderhavig beroep ingesteld betreffende enerzijds een verzoek tot nietigverklaring van de beslissing van de Commissie ter afwijzing van het verzoek tot intrekking of tot uitstel van de aanvangsdatum van haar ouderschapsverlof en anderzijds een verzoek tot vergoeding van de geleden schade.

2       Bij besluit 2004/752/EG, Euratom, van 2 november 2004 tot instelling van een Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (PB L 333, blz. 7), heeft de Raad aan het Gerecht van eerste aanleg een rechterlijke kamer toegevoegd die uitspraak doet over geschillen inzake het ambtenarenrecht.

3       Volgens het bij besluit 2004/752 ingevoegde artikel 62 quater van het Statuut van het Hof van Justitie zijn de bepalingen betreffende de bevoegdheid, samenstelling en organisatie van en de procedure voor de krachtens artikel 225 A EG en artikel 140 B EGA ingestelde rechterlijke kamers in de bijlage bij dit statuut opgenomen.

4       Volgens artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof oefent het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie in eerste aanleg de bevoegdheid uit, overeenkomstig artikel 236 van het EG-Verdrag en artikel 152 van het EGA-Verdrag uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschappen en hun personeelsleden, met inbegrip van geschillen tussen de organen of bureaus en hun personeelsleden waarvoor het Hof van Justitie bevoegd is verklaard.

5       Overeenkomstig artikel 4, tweede alinea, van besluit 2004/752 is artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof in werking getreden op de dag van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, namelijk 12 december 2005, van de vaststelling door de president van het Hof van Justitie dat het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie regelmatig is samengesteld.

6       Ingevolge artikel 3, lid 3, van besluit 2004/752 worden de zaken bedoeld in artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof, die op de dag van inwerkingtreding van dit artikel bij het Gerecht van eerste aanleg aanhangig zijn en waarvan de schriftelijke procedure zoals beschreven in artikel 52 van het reglement voor de procesvoering van dit Gerecht nog niet is beëindigd, verwezen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie.

7       In casu is de schriftelijke procedure op 12 december 2005 nog niet beëindigd, zodat aan de voorwaarden van artikel 3, lid 3, van besluit 2004/752 is voldaan om deze zaak naar het Gerecht voor ambtenarenzaken te verwijzen.

8       Bijgevolg dient deze zaak naar het Gerecht voor ambtenarenzaken te worden verwezen.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (tweede kamer)

beschikt:

Zaak T-249/05 wordt verwezen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken.

Luxemburg, 15 december 2005.

De griffier

 

       De kamerpresident

E. Coulon

 

      J. Pirrung


* Procestaal: Nederlands.