Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Općinski građanski sud u Zagrebu (Kroatië) op 29 oktober 2020 – A.H./Zagrebačka banka

(Zaak C-567/20)

Procestaal: Kroatisch

Verwijzende rechter

Općinski građanski sud u Zagrebu

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: A.H.

Verwerende partij: Zagrebačka banka d.d.

Prejudiciële vragen

Moet artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/131 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Hof en met name in de zaak Dunai, C-118/17, aldus worden uitgelegd dat een consument als gevolg van de interventie van de wetgever in de betrekkingen tussen die consument (die kredietnemer is) en een bank niet het recht kan worden ontzegd om de bedingen van de oorspronkelijke overeenkomst of van de op basis van de wet gesloten aanvullende overeenkomst daarbij voor de rechter aan te vechten, om aldus uitvoering te geven aan het recht op terugbetaling van alle voordelen die door de bank ten onrechte en ten nadele van de consument zijn verworven als gevolg van de toepassing van oneerlijke contractuele bedingen, indien de consument op basis van de interventie van de wetgever vrijwillig heeft ingestemd met een wijziging van de oorspronkelijke contractuele relatie op basis van de aan de banken opgelegde wettelijke verplichting om aan de consument een dergelijke mogelijkheid te bieden, en dit niet rechtstreeks krachtens een interventiewet is geschied, zoals het geval was in de zaak Dunai?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: is een nationale rechterlijke instantie die uitspraak doet in een procedure tussen twee partijen, namelijk tussen een kredietnemer en een bank, en die de nationale bepalingen van de Zakon o izmjeni i dopunama Zakona o potrošačkom kreditiranju (wet tot wijziging en aanvulling van de wet op het consumentenkrediet) - in navolging van de uitlegging daarvan door de Vrhovni sud (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Kroatië) - niet kan uitleggen in overeenstemming met de vereisten van richtlijn 93/13, gerechtigd en/of verplicht om deze nationale wet, in overeenstemming met de uitlegging daarvan door de Vrhovni sud, buiten toepassing te laten krachtens deze richtlijn en de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

____________

1     Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29).