Language of document : ECLI:EU:T:2014:981

Zaak T‑289/13

Ledra Advertising Ltd

tegen

Europese Commissie

en

Europese Centrale Bank (ECB)

„Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding – Programma ter ondersteuning van de stabiliteit van Cyprus – Memorandum van overeenstemming inzake specifieke economische beleidsvoorwaarden dat tussen de Republiek Cyprus en het ESM is gesloten – Bevoegdheid van het Gerecht – Causaal verband – Beroep dat gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk rechtens ongegrond is”

Samenvatting – Beschikking van het Gerecht (Eerste kamer) van 10 november 2014

1.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van het voorwerp van het geschil – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Beroep tot vergoeding van de beweerdelijk door een instelling van de Unie veroorzaakte schade – Gegevens die het mogelijk maken de aan de instelling verweten gedraging, het oorzakelijk verband en de zekere en vaststaande aard van de gestelde schade te bepalen

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea, en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

2.      Beroep tot schadevergoeding – Bevoegdheid van de rechter van de Unie – Grenzen – Bevoegdheid om te oordelen over de rechtmatigheid van een tussen een lidstaat en het Europees stabiliteitsmechanisme gesloten memorandum van overeenstemming – Daarvan uitgesloten

(Art. 268 VWEU en 340, tweede en derde alinea, VWEU; Verdrag tot instelling van het Europees stabiliteitsmechanisme, art. 13, lid 4)

3.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Onrechtmatigheid – Schade – Causaal verband – Ontbreken van een van de voorwaarden – Volledige verwerping van het beroep tot schadevergoeding

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

4.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Causaal verband – Schade die voortvloeit uit het nalaten van een instelling – Bewijslast

(Art. 340 VWEU)

5.      Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de rechter van de Unie – Grenzen – Bevoegdheid om de rechtmatigheid na te gaan van handelingen die niet zijn verricht door instellingen, organen en instanties van de Unie – Daarvan uitgesloten

(Art. 263 VWEU)

6.      Gerechtelijke procedure – Ontvankelijkheid van beroepen – Verzoek om voorlopige maatregelen – Verzoek in dezelfde akte als het hoofdberoep – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 278 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 3)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 33, 34)

2.      Krachtens artikel 268 VWEU en artikel 340, tweede en derde alinea, VWEU is het Gerecht op het gebied van de niet-contractuele aansprakelijkheid enkel bevoegd om kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van schade die de instellingen van de Unie of de personeelsleden ervan in de uitoefening van hun functies hebben veroorzaakt. Een tegen de Unie gerichte schadevordering die louter gebaseerd is op de onrechtmatigheid van een handeling of een gedraging die niet door een instelling van de Unie of een personeelslid daarvan is verricht, moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

Dit is het geval voor een schadevordering die gebaseerd is op de vermeende onrechtmatigheid van bepaalde voorschriften van een memorandum van overeenstemming dat het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) en een lidstaat gezamenlijk hebben aangenomen en dat is ondertekend door deze lidstaat en – namens de Commissie – door de vicepresident van die instelling. Uit artikel 13, lid 4, van het Verdrag tot instelling van het ESM blijkt immers dat de Commissie het memorandum van overeenstemming slechts namens het ESM ondertekent. Het ESM-verdrag bedeelt aan de Commissie en de Europese Centrale Bank weliswaar bepaalde taken in verband met de verwezenlijking van de doelstellingen van dat verdrag toe, maar de in het kader van het ESM-verdrag aan de Commissie en aan de Europese Centrale Bank opgedragen taken omvatten geen enkele eigen beslissingsbevoegdheid en de door deze twee instellingen in het kader van dat verdrag verrichte activiteiten binden enkel het ESM. Bijgevolg kan niet worden geconcludeerd dat de Commissie of de Europese Centrale Bank aan de basis liggen van de vaststelling van dit memorandum van overeenstemming.

(cf. punten 42‑47)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 49, 50)

4.      De door artikel 340 VWEU gestelde voorwaarde betreffende het oorzakelijk verband veronderstelt dat er een voldoende rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de gedraging van de instellingen van de Unie en de schade. In het bijzonder in gevallen waarin wordt aangevoerd dat schade is veroorzaakt door een nalaten, moet de zekerheid bestaan dat die schade daadwerkelijk door het aangeklaagde nalaten is veroorzaakt en niet heeft kunnen ontstaan door andere handelingen dan die welke aan de verwerende instelling worden verweten.

(cf. punten 52, 53)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 56, 58)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 61)