Language of document : ECLI:EU:T:2015:99

Zaak T‑287/13

Husky CZ s.r.o.

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Procedure tot vervallenverklaring – Gemeenschapswoordmerk HUSKY – Normaal gebruik van het merk – Gedeeltelijke vervallenverklaring – Termijnverlenging – Regel 71, lid 2, van verordening (EG) nr. 2868/95 – Vertaling in de procestaal”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 13 februari 2015

1.      Recht van de Unie – Uitlegging – Meertalige teksten – Divergentie tussen de verschillende taalversies – Inaanmerkingneming van de algemene opzet en het doel van de betrokken regeling

2.      Gemeenschapsmerk – Procedurevoorschriften – Termijnen – Verlenging van een door het Bureau vastgestelde termijn – Voorwaarden

(Verordening nr. 2868/95 van de Commissie, art. 1, regel 71, leden 1 en 2)

3.      Gemeenschapsmerk – Afstand, verval en nietigheid – Behandeling van het verzoek – Bewijs van het gebruik van het oudere merk – Vertaling van de overgelegde documenten

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 51, lid 1, onder a); verordening nr. 2868/95 van de Commissie, art. 1, regels 22, leden 2‑4 en 6, en 40, lid 5]

4.      Gemeenschapsmerk – Afstand, verval en nietigheid – Behandeling van het verzoek – Bewijs van het gebruik van het oudere merk – Normaal gebruik – Beoordelingscriteria

(Verordening nr. 2868/95 van de Commissie, art. 1, regels 22, lid 3, en 40, lid 5)

1.      Het vereiste van een uniforme toepassing en dus uitlegging van een handeling van de Europese Unie brengt mee dat deze handeling niet op zichzelf in een van haar versies mag worden beschouwd, maar daarentegen moet worden uitgelegd zowel naar de werkelijke bedoeling van degene van wie de handeling afkomstig is als naar het doel dat hij nastreeft, gelet op onder meer de versies in alle andere officiële talen.

(cf. punt 37)

2.      Regel 71, lid 2, van verordening nr. 2868/95 tot uitvoering van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een partij in een procedure inter partes om een termijnverlenging verzoekt, het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) – zonder daartoe te zijn gehouden – de toestemming van de andere partij kan vragen, en dat deze bepaling moet worden gelezen in samenhang met lid 1 van deze regel, waaruit volgt dat het Bureau, met name wanneer het beslist om de toestemming van de andere partij niet te vragen, rekening houdt met de omstandigheden rond het verzoek om termijnverlenging.

(cf. punt 46)

3.      Regel 22, lid 6, van verordening nr. 2868/95 tot uitvoering van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk vult de bepalingen van regel 22, leden 2 tot en met 4, van deze verordening, die krachtens regel 40, lid 5, van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn op procedures tot vervallenverklaring, aan en preciseert ze. In deze omstandigheden is regel 22, lid 6, van verordening nr. 2868/95 van toepassing op een procedure tot vervallenverklaring op basis van artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk. Uit regel 22, lid 6, van verordening nr. 2868/95 blijkt dat het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) de vertaling van de niet in de procestaal overgelegde documenten kan vragen aan de partij die deze documenten heeft ingediend.

(cf. punten 55, 56)

4.      Overeenkomstig regel 22, lid 3, van verordening nr. 2868/95 tot uitvoering van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk, die volgens regel 40, lid 5, van die verordening van overeenkomstige toepassing is op procedures tot vervallenverklaring, moet het bewijs van het normale gebruik van een merk betrekking hebben op de plaats, de duur, de omvang en de wijze van gebruik van het merk, waarbij dit cumulatieve vereisten zijn.

Bij de beoordeling of van het merk een normaal gebruik is gemaakt, moet rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de commerciële exploitatie ervan reëel is, inzonderheid de gebruiken die in de betrokken economische sector gerechtvaardigd worden geacht om voor de door het merk beschermde waren of diensten marktaandelen te behouden of te verkrijgen, de aard van die waren of diensten, de kenmerken van de markt en de omvang en de frequentie van het gebruik van het merk.

Of een ouder merk normaal is gebruikt, dient globaal te worden beoordeeld met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval. Deze beoordeling veronderstelt een zekere onderlinge samenhang tussen de in aanmerking genomen factoren.

Hoewel regel 22 van verordening nr. 2868/95 aanwijzingen betreffende de plaats, de duur, de omvang en de wijze van het gebruik vermeldt, en daarbij voorbeelden van aanvaardbare bewijzen geeft, zoals verpakkingen, etiketten, prijslijsten, catalogi, facturen, foto’s, krantenadvertenties en schriftelijke verklaringen, geeft deze regel nergens aan dat elk onderdeel van het bewijs noodzakelijkerwijs informatie moet verschaffen over de vier factoren waarop het bewijs van normaal gebruik betrekking moet hebben, namelijk de plaats, de duur, de wijze en de omvang van het gebruik.

Bovendien kan niet worden uitgesloten dat een reeks van bewijsstukken de te bewijzen feiten kunnen aantonen, terwijl elk van deze stukken, afzonderlijk beschouwd, niet in staat is om het bewijs van de juistheid van deze feiten te leveren.

Het bewijs van het normale gebruik van het bestreden merk moet kunnen worden geleverd door alle elementen die ter beoordeling van de kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) worden voorgelegd, in aanmerking te nemen.

(cf. punten 62‑67)