Language of document :

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 28 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein oikeus - Finland) – C, CD / Syyttäjä

(Zaak C-804/21 PPU)1

(Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Justitiële samenwerking in strafzaken – Europees aanhoudingsbevel – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 23, lid 3 – Vereiste van tussenkomst door de uitvoerende rechterlijke autoriteit – Artikel 6, lid 2 – Politiediensten – Daarvan uitgesloten – Overmacht – Begrip – Juridische belemmeringen voor de overlevering – Door de gezochte persoon ingestelde beroepen in rechte – Verzoek om internationale bescherming – Daarvan uitgesloten – Artikel 23, lid 5 – Verstrijken van de voor overlevering vastgestelde termijnen – Gevolgen – Invrijheidstelling – Verplichting om iedere andere maatregel te treffen die noodzakelijk is om een vlucht te voorkomen)

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein oikeus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: C, CD

Verwerende partij: Syyttäjä

Dictum

Artikel 23, lid 3, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „overmacht” niet ziet op juridische belemmeringen voor de overlevering die voortvloeien uit wettelijke beroepen die zijn ingesteld door de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd en die zijn gebaseerd op het recht van de uitvoerende lidstaat, wanneer de uitvoerende rechterlijke autoriteit overeenkomstig artikel 15, lid 1, van dit kaderbesluit de definitieve beslissing over de overlevering heeft genomen.

Artikel 23, lid 3, van kaderbesluit 2002/584, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, moet aldus worden uitgelegd dat niet aan het in die bepaling bedoelde vereiste van tussenkomst van de uitvoerende rechterlijke autoriteit is voldaan wanneer de uitvoerende lidstaat een politiedienst belast met de taak na te gaan of er sprake is van overmacht en of is voldaan aan de voorwaarden om de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd langer in hechtenis te houden, en in voorkomend geval een nieuwe datum voor overlevering vast te stellen, zelfs al heeft deze persoon het recht om de uitvoerende rechterlijke autoriteit te allen tijde te verzoeken zich over de bovengenoemde gegevens uit te spreken.

Artikel 23, lid 5, van kaderbesluit 2002/584, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, moet aldus worden uitgelegd dat de in de leden 2 tot en met 4 van dit artikel bedoelde termijnen worden geacht te zijn verstreken – met als gevolg dat de betrokkene in vrijheid moet worden gesteld – wanneer niet is voldaan aan het vereiste van tussenkomst van de uitvoerende rechterlijke autoriteit als bedoeld in artikel 23, lid 3, van genoemd kaderbesluit.

____________

1 PB C 95 van 28.2.2022.