Language of document : ECLI:EU:F:2007:167

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

27 september 2007

Zaak F‑120/06

Noémi Dálnoky

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek – Aankondiging van vergelijkend onderzoek – Ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA en strekkende tot, onder meer, nietigverklaring van de aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/47/06, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 21 juni 2006 (PB C 145 A, blz. 3), voor zover daarin van de kandidaten een grondige kennis van het Roemeens wordt verlangd.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Geen  – Niet-ontvankelijkheid – Uitzonderingen

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 2, en bijlage III, art. 1, lid 1)

2.      Ambtenaren – Beroep – Voorwerp – Bevel aan administratie – Niet-ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 91)

1.      Volgens artikel 91, lid 2, van het Statuut is een beroep bij de gemeenschapsrechter slechts ontvankelijk indien vooraf bij het tot aanstelling bevoegd gezag een klacht in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut is ingediend tegen het bezwarend besluit.

Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk wanneer niet vooraf binnen de gestelde termijn een klacht is ingediend, behalve wanneer het is gericht tegen een handeling die niet van het tot aanstelling bevoegd gezag zelf uitgaat, zoals een besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek of een beoordelingsrapport.

In dit verband bepaalt artikel 1, lid 1, van bijlage III bij het Statuut dat een aankondiging van een vergelijkend onderzoek een besluit is dat door het tot aanstelling bevoegd gezag wordt vastgesteld. De betwisting van een aankondiging van vergelijkend onderzoek moet dus worden voorafgegaan door de indiening van een klacht in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut.

(cf. punten 35‑37)

Referentie:

Hof: 10 juni 1987, Pomar/Commissie, 317/85, Jurispr. blz. 2467, punten 11 en 13

Gerecht van eerste aanleg: 20 juni 1990, Burban/Parlement, T‑133/89, Jurispr. blz. II‑245, punt 17; 16 juli 1992, Della Pietra/Commissie, T‑1/91, Jurispr. blz. II‑2145, punt 23; 2 mei 2001, Barleycorn Mongolue en Boixader Rivas/Raad en Parlement, T‑208/00, JurAmbt. blz. I‑A‑103 en II‑479, punten 30‑32

2.       De gemeenschapsrechter is niet bevoegd om in het kader van de wettigheidscontrole op grond van artikel 91 van het Statuut verklaringen voor recht af te leggen of bevelen te geven aan de administratie.

(cf. punt 42)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 9 juni 1994, X/Commissie, T‑94/92, JurAmbt. blz. I‑A‑149 en II‑481, punt 33; 5 november 1996, Mazzocchi-Alemanni/Commissie, T‑21/95 en T‑186/95, JurAmbt. blz. I‑A‑501 en II‑1377, punt 44; 12 juni 2002, Mellone/Commissie, T‑187/01, JurAmbt. blz. I‑A‑81 en II‑389, punt 16; 2 maart 2004, Di Marzio/Commissie, T‑14/03, JurAmbt. blz. I‑A‑43 en II‑167, punt 63