Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 13 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London - Verenigd Koninkrijk) – Secretary of State for the Home Department / CS

(Zaak C-304/14)1

(Prejudiciële verwijzing – Burgerschap van de Unie – Artikel 20 VWEU – Derdelander met een kind van jonge leeftijd ten laste dat Unieburger is – Verblijfsrecht in het land waarvan het kind onderdaan is – Strafrechtelijke veroordelingen van de ouder van het kind – Besluit tot verwijdering van de ouder met als gevolg de indirecte verwijdering van het betrokken kind)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Secretary of State for the Home Department

Verwerende partij: CS

Dictum

Artikel 20 VWEU moet in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat die gebiedt dat een strafrechtelijk veroordeelde derdelander uit het grondgebied van deze lidstaat wordt uitgezet naar een derde land, ook al heeft deze derdelander de daadwerkelijke zorg voor een kind van jonge leeftijd dat onderdaan is van die lidstaat, waarin het sinds zijn geboorte heeft gewoond zonder zijn recht van vrij verkeer te hebben uitgeoefend, wanneer de uitzetting van de betrokkene dat kind zou nopen het grondgebied van de Europese Unie te verlaten, waardoor hem dus het effectieve genot wordt ontzegd van de essentie van zijn rechten als Unieburger. In uitzonderlijke gevallen kan een lidstaat evenwel een uitzettingsmaatregel nemen, mits deze is gebaseerd op het persoonlijke gedrag van die derdelander, dat een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving van die lidstaat moet vormen, en bij het nemen van die maatregel de verschillende betrokken belangen in aanmerking zijn genomen, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

____________

1 PB C 315 van 15.9.2014.