Language of document : ECLI:EU:T:2009:480

Zaak T‑434/07

Volvo Trademark Holding AB

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk SOLVO – Oudere communautaire en nationale woord- en beeldmerken VOLVO – Relatieve weigeringsgrond – Artikel 8, leden 1, sub b, en 5, van verordening (EG) nr. 40/94 [thans artikel 8, leden 1, sub b, en 5, van verordening (EG) nr. 207/2009]”

Samenvatting van het arrest

1.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor zelfde of soortgelijke waren of diensten – Visuele overeenstemming van samengesteld beeldmerk en woordmerk – Beoordelingscriteria

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b)

2.      Gemeenschapsmerk – Procedurevoorschriften – Ambtshalve onderzoek van feiten

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b, en 74, lid 1)

3.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor zelfde of soortgelijke waren of diensten – Gevaar voor verwarring met ouder merk

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b)

4.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor zelfde of soortgelijke waren of diensten – Gevaar voor verwarring met ouder merk

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b)

1.      Bij het onderzoek van de overeenstemming van een samengesteld beeldmerk en een ouder woordmerk in de zin van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk wordt gekeken naar deze merken als geheel, zoals zij zijn ingeschreven of zijn aangevraagd. Een woordmerk is een merk dat uitsluitend bestaat uit letters, woorden of groepen van woorden, geschreven in drukletters in een normaal lettertype, zonder speciaal beeldelement. De bescherming die uit de inschrijving van een woordmerk voortvloeit, heeft betrekking op het woord dat in de merkaanvraag is aangegeven en niet op de bijzondere grafische of stilistische aspecten waarvan dit merk eventueel is voorzien. Bijgevolg dient bij het onderzoek naar de overeenstemming van de conflicterende merken geen rekening te worden gehouden met de grafische voorstelling die het oudere woordteken in de toekomst eventueel kan aannemen.

(cf. punt 37)

2.      De rechtmatigheid van een gemeenschapshandeling moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en de rechtstoestand op de datum waarop de handeling is vastgesteld. In dit verband kan niet worden geoordeeld dat de vraag van de afbakening van het relevante publiek, in het kader van de beoordeling van de overeenstemming van de litigieuze tekens in de zin van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk, een juridische voorwaarde vormt die ambtshalve, en voor het eerst, kan worden onderzocht door het Gerecht. De afbakening van het relevante publiek berust immers op feitelijke elementen die overeenkomstig artikel 74, lid 1, van deze verordening eerst door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) moeten worden onderzocht en die in voorkomend geval het voorwerp kunnen zijn van een rechtmatigheidtoezicht door de gemeenschapsrechter tegen de achtergrond van de argumenten en bewijsmiddelen die de partijen aanvoeren.

(cf. punten 46‑47)

3.      De beoordeling van de overeenstemming van de betrokken tekens in de zin van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk, die een essentieel onderdeel van de globale beoordeling van het verwarringsgevaar vormt, moet weliswaar zoals deze laatste worden uitgevoerd aan de hand van de perceptie van het relevante publiek, maar dit geldt in wezen enkel wanneer de specifieke context waarin de betrokken consument zich bevindt een invloed kan hebben op zijn perceptie van de overeenstemming van de litigieuze tekens. Dat is met name het geval voor de perceptie van de mate van fonetische en begripsmatige overeenstemming, die kan variëren naargelang de taal en de culturele achtergrond van deze consument, en zelfs naargelang zijn kennis van bepaalde gespecialiseerde termen, waarvoor soms bepalend is dat hij tot het professionele publiek behoort.

Daarentegen dient de perceptie van het beoogde publiek, wanneer zij een invloed heeft op het bestaan van verwarringsgevaar, dat wil zeggen op de toewijzing van de betrokken waren of diensten aan dezelfde onderneming of aan economisch verbonden ondernemingen, in aanmerking te worden genomen bij de globale beoordeling van het gevaar voor verwarring. Dit is met name het geval voor de grotere oplettendheid die een professioneel publiek normaal gezien aan de dag legt.

(cf. punten 48‑49)

4.      Er is sprake van fonetische overeenstemming van het beeldmerk SOLVO, waarvan de inschrijving als gemeenschapsmerk wordt aangevraagd voor „computerprogramma’s voor voorraadbeheersystemen en computerprogramma’s voor containerterminalsystemen” behorend tot klasse 9 in de zin van de Overeenkomst van Nice, en het woordmerk VOLVO, dat eerder in het Verenigd Koninkrijk is ingeschreven voor, naast andere waren en diensten, „software” behorend tot klasse 9 van deze Overeenkomst, en dus ook voor waren die gelijk zijn aan die waarop het aangevraagde merk betrekking heeft.

De verschillende eerste letter van de litigieuze tekens houdt immers weliswaar een fonetisch verschil in, maar de uitspraak van de groep van de volgende vier letters, „olvo”, blijft strikt gelijk en behoudt dus noodzakelijkerwijs een mate van overeenstemming.

Weliswaar is het begin van een teken van belang voor de totaalindruk die dit teken wekt, maar in casu kan niet worden ontkend dat er een zekere overeenstemming is, gelet op het feit dat het grootste deel van de litigieuze tekens, te weten vier van de vijf letters ervan, op dezelfde wijze worden uitgesproken.

De omstandigheid dat er een zekere overeenstemming van de litigieuze tekens met betrekking tot een van de onderzochte relevante aspecten, te weten de fonetische overeenstemming, bestaat, staat eraan in de weg dat wordt geoordeeld dat een van de wezenlijke voorwaarden voor de toepassing van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk niet is vervuld. In die omstandigheden moet een globale beoordeling van het verwarringsgevaar worden gemaakt teneinde te bepalen of, rekening houdend met de geconstateerde mate van fonetische overeenstemming van de litigieuze tekens, de gelijkheid van de beoogde waren en de bekendheid van het oudere teken, het publiek waarvoor de aan de orde zijnde waren bestemd zijn, zal kunnen denken dat deze waren van dezelfde onderneming of van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn.

(cf. punten 28, 39‑40, 50)