Language of document :

Beroep ingesteld op 27 september 2010 - Hannigan / Commissie

(Zaak T-466/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Eugene Hannigan (Killybegs, Ierland) (vertegenwoordigers: A. Collins SC, N. Travers, Barrister en D. Barry, Solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietig verklaren de onder nummer C(2010) 4754 per brief aan Ierland meegedeelde beschikking van de Commissie van 13 juli 2010 houdende afwijzing van een aanvraag tot verhoging van de capaciteit om veiligheidsredenen betreffende een nieuw vissersvaartuig, de Niamh Eoghan, welke beschikking werd vastgesteld ter vervanging van de beschikking over genoemde aanvraag die was neergelegd in beschikking 2003/245/EG van de Commissie van 4 april 2003 inzake de door de Commissie ontvangen aanvragen tot verhoging van MOP IV-doelstellingen in verband met maatregelen ter verbetering van de veiligheid, de navigatie op zee, de hygiëne, de productkwaliteit en de arbeidsomstandigheden voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 m (PB 2003, L 90, blz. 48), die, voor zover zij betrekking heeft op verzoeker, nietig werd verklaard bij arrest van het Gerecht van 13 juni 2006, Boyle e.a./Commissie (T-218/03-T-240/03, Jurispr. blz. II-1699);

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep verzoekt verzoeker krachtens artikel 263 VWEU om nietigverklaring van de onder nummer C(2010) 4754 per brief aan Ierland meegedeelde beschikking van de Commissie van 13 juli 2010 houdende afwijzing van een aanvraag tot verhoging van de capaciteit om veiligheidsredenen betreffende een nieuw vissersvaartuig, de Niamh Eoghan, welke beschikking werd vastgesteld ter vervanging van de beschikking over genoemde aanvraag die was neergelegd in beschikking 2003/245/EG van de Commissie van 4 april 2003 inzake de door de Commissie ontvangen aanvragen tot verhoging van MOP IV-doelstellingen in verband met maatregelen ter verbetering van de veiligheid, de navigatie op zee, de hygiëne, de productkwaliteit en de arbeidsomstandigheden voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 m (PB 2003, L 90, blz. 48), die, voor zover zij betrekking heeft op verzoeker, nietig werd verklaard bij arrest van het Gerecht van 13 juni 2006, Boyle e.a./Commissie, (T-218/03-T-240/03, Jurispr. blz. II-1699).

Tot staving voert verzoeker de volgende middelen aan:

In de eerste plaats stelt verzoeker dat de Commissie zonder rechtsgrondslag heeft gehandeld. Artikel 4, lid 2, van beschikking 97/413/EG van de Raad van 26 juni 1997 inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan (PB 1997, L 175, blz. 27), blijft de passende rechtsgrondslag voor de bestreden beschikking, zodat de Commissie voor de vaststelling van de beschikking op ad-hocbasis niet over een rechtsgrondslag beschikte.

In de tweede plaats stelt verzoeker dat de Commissie een wezenlijk vormvoorschrift heeft geschonden. De bestreden beschikking had overeenkomstig beschikking 97/413 volgens de beheerscomitéprocedure moeten worden vastgesteld, zodat de Commissie, door te verkiezen de beschikking op ad-hocbasis vast te stellen, wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden.

In de derde plaats stelt verzoeker dat de Commissie, door artikel 4 van beschikking 97/413 onjuist uit te leggen, haar bevoegdheden heeft overschreden, met name door zich op irrelevante criteria te baseren en geen oog te hebben voor de definitie van "visserij-inspanning" in beschikking 97/413 en de communautaire visserijwetgeving ten tijde van verzoekers aanvraag voor veiligheidstonnage in december 2001.

Volgens verzoeker bevat de bestreden beschikking bovendien een aantal kennelijke fouten bij de beoordeling van verzoekers aanvraag voor veiligheidstonnage. Met name zou de beslissing van de Commissie om verzoekers aanvraag af te wijzen wegens het gebruik van vervangingscapaciteit van een aantal kleinere vaartuigen voor de Niamh Eoghan, ongegrond zijn aangezien dit betekent dat de registratie van dit vaartuig de totale capaciteit van het polyvalente segment van de Ierse vloot niet heeft verhoogd.

Ten slotte stelt verzoeker dat de Commissie zijn recht op behoorlijk bestuur heeft geschonden. De weigering van de Commissie om de merites van zijn aanvraag te beoordelen, levert een schending op van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met name van het recht om zijn aanvraag krachtens artikel 4, lid 2, van beschikking 97/413 "billijk en binnen een redelijke termijn" behandeld te zien.

____________