Language of document :

Beroep ingesteld op 27 september 2010 - Mullglen / Commissie

(Zaak T-460/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Mullglen Ltd (Killybegs, Ierland) (vertegenwoordigers: A. Collins SC, N. Travers, Barrister en D. Barry, Solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietig verklaren de onder nummer C(2010) 4757 per brief aan Ierland meegedeelde en op 16 juli 2010 aan verzoekster ter kennis gebrachte beschikking van de Commissie van 13 juli 2010 houdende afwijzing van een aanvraag tot verhoging van de capaciteit om veiligheidsredenen voor een voorgestelde nieuwe pelagische trawler om de MFV Pacelli te vervangen, welke beschikking werd vastgesteld ter vervanging van de beschikking over genoemde aanvraag die was neergelegd in beschikking 2003/245/EG van de Commissie van 4 april 2003 inzake de door de Commissie ontvangen aanvragen tot verhoging van MOP IV-doelstellingen in verband met maatregelen ter verbetering van de veiligheid, de navigatie op zee, de hygiëne, de productkwaliteit en de arbeidsomstandigheden voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 m (PB 2003, L 90, blz. 48), die, voor zover zij betrekking heeft op verzoekster, nietig werd verklaard bij arrest van het Gerecht van 13 juni 2006, Boyle e.a./Commissie (T-218/03-T-240/03, Jurispr. blz. II-1699);

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep verzoekt verzoekster krachtens artikel 263 VWEU om nietigverklaring van de onder nummer C(2010) 4757 per brief aan Ierland meegedeelde en op 16 juli 2010 aan verzoekster ter kennis gebrachte beschikking van de Commissie van 13 juli 2010 houdende afwijzing van een aanvraag tot verhoging van de capaciteit om veiligheidsredenen voor een voorgestelde nieuwe pelagische trawler om de MFV Pacelli te vervangen, welke beschikking werd vastgesteld ter vervanging van de beschikking over genoemde aanvraag die was neergelegd in beschikking 2003/245/EG van de Commissie van 4 april 2003 inzake de door de Commissie ontvangen aanvragen tot verhoging van MOP IV-doelstellingen in verband met maatregelen ter verbetering van de veiligheid, de navigatie op zee, de hygiëne, de productkwaliteit en de arbeidsomstandigheden voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 m (PB 2003, L 90, blz. 48), die, voor zover zij betrekking heeft op verzoekster, nietig werd verklaard bij arrest van het Gerecht van 13 juni 2006, Boyle e.a./Commissie, (T-218/03-T-240/03, Jurispr. blz. II-1699).

Tot staving voert verzoekster de volgende middelen aan:

In de eerste plaats stelt verzoekster dat de Commissie zonder rechtsgrondslag heeft gehandeld. Artikel 4, lid 2, van beschikking 97/413/EG van de Raad van 26 juni 1997 inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan (PB 1997, L 175, blz. 27), blijft de passende rechtsgrondslag voor de bestreden beschikking, zodat de Commissie voor de vaststelling van de beschikking op ad-hocbasis niet over een rechtsgrondslag beschikte.

In de tweede plaats stelt verzoekster dat de Commissie een wezenlijk vormvoorschrift heeft geschonden. De bestreden beschikking had overeenkomstig beschikking 97/413 volgens de beheerscomitéprocedure moeten worden vastgesteld, zodat de Commissie, door te verkiezen de beschikking op ad-hocbasis vast te stellen, wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden.

In de derde plaats stelt verzoekster dat de Commissie, door artikel 4 van beschikking 97/413 onjuist uit te leggen, haar bevoegdheden heeft overschreden, met name door zich op irrelevante criteria te baseren en geen oog te hebben voor de definitie van "visserij-inspanning" in beschikking 97/413 en de communautaire visserijwetgeving ten tijde van verzoeksters aanvraag voor veiligheidstonnage in december 2001.

Volgens verzoekster bevat de bestreden beschikking bovendien een aantal kennelijke fouten bij de beoordeling van verzoeksters aanvraag voor veiligheidstonnage. Met name zou de beslissing van de Commissie om verzoeksters aanvraag af te wijzen wegens de grotere ruimte onder het hoofddek van het voorgestelde nieuwe vaartuig, vergeleken met de Pacelli, kennelijk onjuist zijn, evenals haar veronderstelling dat de "visserij-inspanning" van het nieuwe vaartuig groter zal zijn dan die van de Pacelli.

Ten slotte stelt verzoekster dat de Commissie het recht op gelijke behandeling heeft geschonden. De afwijzing van de aanvraag wegens de grotere ruimte onder het hoofddek van het voorgestelde nieuwe vaartuig zou een groot verschil in behandeling vormen, dat neerkomt op een ontoelaatbare discriminatie vergeleken met de totaal verschillende benadering met betrekking tot de behandeling van sommige aanvragen voor extra veiligheidstonnage die werden ingewilligd bij beschikking 2003/245/EG van de Commissie, en met betrekking tot een van de aanvragen, die oorspronkelijk bij die beschikking werd afgewezen, maar vervolgens werd ingewilligd bij de onder nummer C(2010) 4765 meegedeelde beschikking van de Commissie van 13 juli 2010.

____________