Language of document :

Beroep ingesteld op 27 mei 2010 - Hongarije / Commissie

(Zaak T-240/10)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Hongarije (vertegenwoordigers: M. Fehér en K. Szíjjártó, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van besluit 2010/135/EU van de Commissie van 2 maart 2010 betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een aardappelproduct (Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1), genetisch gemodificeerd met het oog op een groter gehalte aan amylopectine in het zetmeel [kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1193]1;

nietigverklaring van besluit 2010/136/EU van de Commissie van 2 maart 2010 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van diervoeders die zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde aardappel EH92-527-1 (BPS-25271-9) en de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van die aardappel in levensmiddelen en andere diervoeders krachtens verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad [kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1196]2;

subsidiair, voor het geval dat de vordering tot nietigverklaring van besluit 2010/136/EU zou worden afgewezen, nietigverklaring van artikel 2, sub b en c, daarvan;

verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen de besluiten 2010/135/EU en 2010/136/EU van de Commissie van 2 maart 2010.

Met haar eerste middel betoogt verzoekster dat de Commissie een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt en het voorzorgsbeginsel heeft geschonden door een vergunning te hebben verleend voor het in de handel brengen van de genetisch gemodificeerde aardappel "Amflora" (hierna: "GG-aardappel"), hoewel bij de beoordeling van de risico's gegronde bezwaren zijn opgeworpen in die zin dat door de verlening van de vergunning - gelet op het doel, een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en van het milieu te garanderen - schade kon worden toegebracht aan de gezondheid van mens en dier en aan het milieu. De verlening van een vergunning voor het in de handel brengen berust op een ongefundeerde, althans in verschillende opzichten onvolledige risicobeoordeling, wat gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van de besluiten van de Commissie.

Met betrekking tot de gezondheidsrisico's die de betrokken GG-aardappel met zich brengt, stelt verzoekster dat het in de GG-aardappel aanwezige markergen voor antibioticaresistentie en de overdracht van dat gen van GG-planten naar bacteriën een zodanig groot risico voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu inhouden, dat het ontoelaatbaar is, met name gelet op de verplichting om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en van het milieu te verzekeren; op zijn minst bestaat er een aanzienlijke wetenschappelijke onzekerheid over de risico's, die de Commissie niet op afdoende wijze heeft weggenomen. De verlening van de vergunning voor het in de handel brengen is bijgevolg in strijd met het voorzorgsbeginsel en met artikel 4, lid 2, van richtlijn 2001/18/EG3, dat de concrete uitdrukking van dat rechtsbeginsel is. Afgezien daarvan, is het door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) uitgebrachte wetenschappelijk advies, waarop de besluiten van de Commissie berusten, in tegenspraak met de standpunten dienaangaande van de Wereldgezondheidsorganisatie, de Werelddiergezondheidsorganisatie en het Europees Geneesmiddelenbureau.

Volgens verzoekster is de beoordeling van de milieurisico's van de GG-aardappel onvolledig dan wel niet adequaat, aangezien

-    niet voor alle biogeografische regio's van de Europese Unie onderzoeken onder veldomstandigheden zijn verricht;

-    er geen onderzoek is verricht naar de gevolgen - in voorkomend geval op lange termijn - voor niet-doelwitorganismen, de populatiedynamiek van de soorten en de genetische diversiteit;

-    geen toereikend onderzoek naar de mogelijke gevolgen voor de diergezondheid en de voedselketen is verricht.

Met haar tweede middel betoogt verzoekster dat de Commissie inbreuk heeft gemaakt op verordening (EG) nr. 1829/2003/EG.4 Artikel 2, sub b en c, van besluit 2010/136/EU, dat de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van genetisch gemodificeerde organismen in levensmiddelen of diervoeders toestaat in een verhouding van niet meer dan 0,9 %, is onwettig, daar verordening nr. 1829/2003/EG, wat de verlening van een vergunning betreft, niet in een tolerantiemarge voorziet en evenmin toestaat dat de Commissie in geval van onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van GGO's een tolerantiemarge hanteert.

____________

1 - PB L 53, blz. 11.

2 - PB L 53, blz. 15.

3 - Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106, blz. 1).

4 - Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268, blz.1).