Language of document :

Beroep ingesteld op 27 mei 2010 - Danzeisen/Commissie

(Zaak T-242/10)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Werner Danzeisen (Eichstetten, Duitsland) (vertegenwoordiger: H. Schmidt, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

verordening (EU) nr. 271/2010 van de Commissie nietig verklaren voor zover daarbij verordening (EG) nr. 889/2008 aldus is gewijzigd dat in bijlage XI daarbij in afdeling A, punt 9, ten aanzien van het biologisch logo van de Europese Unie als bedoeld in artikel 57 wettelijk bindend is bepaald dat het moet worden gebruikt "overeenkomstig de regels waarvan het vergezeld ging bij de registratie ervan als collectief merk voor biologische landbouw bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom", met name voor zover deze regels [van de Regulations on Use and Management of the Organic Farming Collective Mark (voorschriften inzake het gebruik en beheer van het collectieve merk voor biologische landbouw; hierna: "Regulations")] bepalen:

in artikel 2, vierde alinea, dat niemand, ook niet de klager, het biologisch logo van de EU mag gebruiken "without empowerment from the Bodies designed or recognised in accordance with Community Regulations", dat wil zeggen niet zonder dat voor het voeren van het biologisch logo van de EU toestemming is verkregen van de controleautoriteiten of -instellingen die krachtens de Unievoorschriften zijn ingesteld of krachtens deze voorschriften zijn erkend;

in artikel 4, de uitsluiting van aansprakelijkheid, volgens welke de Europese Unie er niet voor instaat dat het biologisch logo van de EU in de Europese Unie mag worden gebruikt, met uitzondering van het eigen juridische bestaan van de Europese Unie en haar recht op het biologisch logo van de EU: "except to the extent of its corporate existence and of its underlying entitlement to the Organic Farming Mark", een beperking dus van de verantwoordelijkheid van de Europese Unie tot enkel het juridisch bestaan van de Europese Unie en op het recht van de Europese Unie op de verrichte merkinschrijving;

in artikel 7, tweede alinea, tweede volzin, dat de voorschriften van de Regulations naast voorschriften van de Europese Unie en nationale wettelijke regelingen kunnen bestaan, doch dat in geval van conflict ten aanzien van het gebruik van het biologisch logo van de EU de Regulations voorrang krijgen en toepassing vinden, dat dus "in case of conflict concerning the use of the Organic Farming Mark" de "provisions of the present Regulations on use and management" toepassing vinden, en de andere regels, met name die van verordening (EU) nr. 271/2010 buiten toepassing worden gelaten;

in artikel 9, punt 3, dat het biologisch logo van de EU niet op een wijze mag worden gebruikt waarmee men zich ten aanzien van de Europese Unie of ten aanzien van de Regulations, waarvan de inschrijving bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom vergezeld ging, geringschattend of kritisch uitlaat;

in artikel 12, eerste alinea, dat de Europese Unie zich het recht voorbehoudt producten en reclamemateriaal waarop het biologisch logo van de EU is aangebracht, rechtstreeks te controleren en regelmatig om gebruiksmonsters te vragen;

in artikel 15, eerste alinea, dat de uitlegging van de Regulations is voorbehouden aan de Europese Unie, en bijgevolg aan haar wettelijke vertegenwoordiger, de Europese Commissie, en dus is onttrokken aan de rechtsmacht van de rechterlijke instanties van de Europese Unie;

in artikel 15, tweede alinea, dat de regels voor het gebruik en het beheer van het biologisch logo van de EU aan het Belgische recht zijn onderworpen;

de verwerende partij verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker maakt bezwaar tegen de nieuwe versie van bijlage XI bij verordening (EG) nr. 889/20081, zoals vervat in verordening (EU) nr. 271/20102.

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker ten eerste aan dat er sprake is van schending van artikel 297, lid 1, derde alinea, VWEU, omdat bijlage XI, afdeling A, punt 9, van verordening nr. 889/2008 in de versie van verordening nr. 271/2010 verwijst naar de Regulations on Use and Management of the Organic Farming Collective Mark, die de Commissie bij de inschrijving van het logo voor biologische productie van de Europese Unie bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom heeft gevoegd, en deze Regulations niet in het Publicatieblad zijn bekend gemaakt, hoewel zij op grond van de verwijzing dezelfde bindende werking hebben als de tekst van de verordening zelf van de Commissie.

Ten tweede voert verzoeker aan dat de dynamische verwijzing naar de Regulations de Commissie de gelegenheid geeft de feitelijke betekenis van verordening nr. 271/2010 naar eigen inzicht, onder uitschakeling van de lidstaten, te wijzigen, waardoor de legitimering van de wetgevingshandeling, door de medewerking van de lidstaten, wordt omzeild en verijdeld.

Ten derde betoogt verzoeker dat de Regulations bepalen dat niemand het EU-logo voor biologische productie mag gebruiken zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen van de controleautoriteiten of -instanties. Volgens verzoeker is dit onverenigbaar met de artikelen 24, lid 2, en 25, lid 1, van verordening (EG) nr. 834/20073, omdat deze bepalingen voorzien in een recht voor biologisch gecontroleerde bedrijven om het EU-logo voor biologische productie te gebruiken voor biologische producten die aan de verordening voldoen.

Ten vierde voert verzoeker aan dat de Regulations ten gunste van de Europese Commissie voorzien in uitsluiting van aansprakelijkheid, waardoor zij zich op onrechtmatige wijze onttrekt aan haar ambtsverplichting om ook verzoeker voor schade te behoeden.

Ten vijfde stelt verzoeker dat de Regulations, bij het naast elkaar bestaan daarvan en van andere wetgevingshandelingen van de Europese Unie en nationale wettelijke regelingen, bepalen dat in geval van conflict de Regulations steeds voorrang krijgen, wat ertoe leidt dat de voorrang van het Unierecht wordt doorbroken.

Ten zesde betoogt verzoeker dat de Regulations het hem verbieden het EU-logo voor biologische productie op een kritische wijze jegens de Europese Unie te gebruiken. Daarmee wordt zijn grondrecht van vrije meningsuiting op willekeurige wijze en zonder reden aangetast.

Ten zevende wordt aangevoerd dat de Regulations bepalen dat de Europese Commissie van de gebruikers van het EU-logo voor biologische productie gebruiksmonsters kan eisen en deze kan testen, waardoor de Commissie zich een rechtstreeks recht van toegang tot ondernemingen verschaft en de bevoegdheidsverdeling in de verhouding tot de lidstaten doorbreekt.

Ten achtste maakt verzoeker bezwaar tegen het feit dat de Europese Unie het EU-logo voor biologische productie als collectief merk heeft ingeschreven, omdat dit onder meer onverenigbaar is met verordening nr. 834/2007.

Ten negende stelt verzoeker dat de Commissie zich in de Regulations het recht voorbehoudt om deze zelf uit te leggen, waarmee zij inbreuk maakt op het uitleggingsmonopolie van het Hof.

Ten slotte getuigt het van willekeur dat de Regulations ook voor verzoeker voorzien in toepassing van het Belgische recht.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250, blz. 1).

2 - Verordening (EU) nr. 271/2010 van de Commissie van 24 maart 2010 houdende wijziging van verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, wat het logo voor biologische productie van de Europese Unie betreft (PB L 84, blz. 19).

3 - Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189, blz. 1).