Language of document : ECLI:EU:T:2006:28

Zaak T‑364/03

Medici Grimm KG

tegen

Raad van de Europese Unie

„Dumping – Invoer van leren handtassen van oorsprong uit de Volksrepubliek China – Wijziging van verordening tot instelling van definitief antidumpingrecht – Geen terugwerkende kracht – Nietigverklaring door Gerecht – Beroep tot schadevergoeding – Voldoende gekwalificeerde schending”

Samenvatting van het arrest

Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Voldoende gekwalificeerde schending van gemeenschapsrecht

(Art. 288, tweede alinea, EG)

De Gemeenschap kan slechts niet-contractueel aansprakelijk worden gesteld in de zin van artikel 288, tweede alinea, EG wanneer een aantal voorwaarden is vervuld, te weten de onrechtmatigheid van de aan de instellingen verweten gedraging, het bestaan van schade, en een oorzakelijk verband tussen de gestelde gedraging en de aangevoerde schade.

De omstandigheid dat de onrechtmatigheid van de gedraging van de instelling is vastgesteld in een arrest van de gemeenschapsrechter, volstaat evenwel niet om aan te nemen dat is voldaan aan de eerste voorwaarde. Aangetoond moet immers worden dat er sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die ertoe strekt aan particulieren rechten toe te kennen.

Voor de vaststelling dat een schending van het gemeenschapsrecht voldoende gekwalificeerd is, is beslissend dat een gemeenschapsinstelling de grenzen waarbinnen haar beoordelingsvrijheid dient te blijven, kennelijk en ernstig heeft overschreden. Wanneer de betrokken instelling slechts een zeer beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft, kan de enkele inbreuk op het gemeenschapsrecht volstaan om een voldoende gekwalificeerde schending te doen vaststaan. Rekening moet echter ook worden gehouden met de ingewikkeldheid van de te regelen situaties, de moeilijkheden bij de toepassing of de uitlegging van de teksten, de mate van duidelijkheid en nauwkeurigheid van de geschonden regel en de vraag of de rechtsdwaling opzettelijk of onverschoonbaar was.

(cf. punten 59, 61‑62, 79‑81, 87)