Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 7 september 2023 door International Management Group (IMG) tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 28 juni 2023 in zaak T-752/20, IMG/Commissie

(Zaak C-559/23 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: International Management Group (IMG) (vertegenwoordigers: L. Levi, J.-Y. de Cara, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 28 juni 2023 in zaak T-752/20, IMG/Commissie, te vernietigen;

dientengevolge, rekwirantes in eerste aanleg geformuleerde vorderingen toe te wijzen en, derhalve,

voor recht te verklaren dat de Europese Commissie niet-contractueel aansprakelijk is;

de Commissie te veroordelen tot vergoeding van de door rekwirante geleden schade die – onder voorbehoud van wijziging – voor de immateriële schade wordt geraamd op 10 000 EUR per maand over de periode van midden december 2015 tot de uitspraak van het te wijzen arrest, en voor de materiële schade op 2 100 000 EUR (te vermeerderen met vertragingsrente);

verweerster te verwijzen in alle kosten van beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirante vijf middelen aan.

Schending van artikel 340 VWEU en van het begrip „causaal verband” – Niet-nakoming van de motiveringsplicht van de rechter in eerste aanleg – Schending van het beginsel omnia petita

Onjuiste rechtsopvatting – Onjuiste juridische kwalificatie van de feiten – Schending van artikel 340 VWEU en van de begrippen „onrechtmatigheid van de gedraging” en „toerekenbaarheid” – Verkeerde opvatting van het dossier

Niet-nakoming van de zorgplicht – Niet-nakoming door de rechter van zijn motiveringsplicht

Niet-nakoming van de zorgvuldigheidsplicht – Schending van artikel 10, lid 3, van verordening nr. 883/2013 – Schending van artikel 340 VWEU en van het begrip „onrechtmatigheid van de gedraging”

Wat het verzoek van de Commissie inzake het advies van de juridische dienst betreft: schending van het beginsel van hoor en wederhoor en van het beginsel van equality of arms

____________