Language of document :

Beroep ingesteld op 28 maart 2006 - Fédération nationale du Crédit agricole tegen Commissie

(Zaak T-98/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekster: Fédération nationale du Crédit agricole (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: N. Lenoir en P.-A. Jeanneney, advocaten)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekster

nietig te verklaren de beschikking van de Commissie van 21 december 2005 in zaak N 531/2005 Frankrijk - Maatregelen in verband met het oprichten en functioneren van Banque Postale;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Op 26 januari 2005 hebben de Franse autoriteiten de Commissie medegedeeld dat zij hadden besloten de bank- en verzekeringsactiviteiten van La Poste onder te brengen bij een dochteronderneming (Banque Postale) die aanvankelijk voor 100 % in handen is van La Poste. Op 21 juli 2005 heeft verzoekster in het onderhavige beroep bij de Commissie een formele klacht ingediend op grond van artikel 20, lid 2, van verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (thans artikel 88 EG)1, waarin zij aanvoerde dat de aan Banque Postale toegekende staatssteun onverenigbaar was met de gemeenschappelijke markt en zij de Commissie verzocht om een formele onderzoeksprocedure in te leiden.

Bij beschikking van 21 december 2005 heeft de Commissie vastgesteld dat de onderbrenging van de financiële diensten van La Poste in een dochteronderneming geen economisch voordeel verschaft aan Banque Postale en dat de maatregelen in verband met het oprichten en functioneren ervan geen staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, EG. Dit is de bestreden beschikking.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan, waarvan het eerste is ontleend aan schending van de formele wettigheid, namelijk schending van verordening nr. 695/1999, aangezien de Commissie zou hebben besloten een aantal maatregelen later te onderzoeken, en schending van artikel 88, lid 2, EG, aangezien zij zou hebben geweigerd de formele onderzoeksprocedure in te leiden.

Met haar tweede middel voert verzoekster aan dat de Commissie, met haar vaststelling dat de maatregelen in verband met het oprichten en functioneren van Banque Postale geen staatssteun vormden, onder meer de in de klacht aan het licht gebrachte economische voordelen onjuist heeft beoordeeld, zodat zij inbreuk heeft gemaakt op de artikelen 87 EG en 88 EG.

Met haar derde middel verwijt verzoekster de Commissie dat de bestreden beschikking is aangetast door vormgebreken, aangezien daarin niet is gemotiveerd waarom zij de wezenlijke grieven in verzoeksters klacht niet heeft behandeld, de motieven tegenstrijdig zijn en een aantal specifieke punten van de beschikking ontoereikend zijn gemotiveerd.

Met haar vierde middel voert verzoekster aan dat de Commissie de artikelen 43 EG, 82 EG en 86 EG, zou hebben geschonden, aangezien zij in haar beschikking de inbreuken op de vrijheid van vestiging en op de vrije mededinging, welke het resultaat zijn van de maatregelen in verband met het uit het Livret A voortvloeiende voorwerp van de staatssteun, niet zou hebben beoordeeld.

____________

1 - PB L 83, blz. 1.