Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 16 november 2023 door Elena Petrovna Timchenko tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 6 september 2023 in zaak T-361/22, Timchenko / Raad

(Zaak C-703/23 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Elena Petrovna Timchenko (vertegenwoordigers: T. Bontinck en S. Bonifassi, avocats, en E. Fedorova, advocate)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 6 september 2023, T-361/22, te vernietigen, ook voor zover rekwirante daarin is verwezen in haar eigen kosten en in die van de Raad;

uitspraak te doen op het beroep en de litigieuze handelingen zoals genoemd in punt 1 van het verzoekschrift nietig te verklaren, te weten:

besluit (GBVB) 2022/582 van de Raad van 8 april 2022 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 110, blz. 55), en uitvoeringsverordening (EU) 2022/581 van de Raad van 8 april 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 110, blz. 3);

besluit (GBVB) 2022/1530 van de Raad van 14 september 2022 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 239, blz. 149), en uitvoeringsverordening (EU) 2022/1529 van de Raad van 14 september 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 239, blz. 1), voor zover deze handelingen haar betreffen;

voor zover daarbij de naam van rekwirante op opgenomen en gehandhaafd op de lijsten in de bijlagen bij die handelingen;

de Raad te verwijzen in de in beide instanties gemaakte kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante meent dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij zijn uitlegging van het begrip „verbonden personen” in de zin van artikel 1, lid 1, van besluit 2014/145/GBVB, zoals gewijzigd bij besluit (GBVB) 2022/329. Het middel betreft de onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht doordat die uitlegging erop neerkomt dat dit criterium op een natuurlijke persoon kan worden toegepast louter omdat er een familieband bestaat met de een op de lijst geplaatste persoon.

Rekwirante voert een onjuiste rechtsopvatting van het Gerecht aan voor zover het heeft geoordeeld dat de wetgever met het gebruik van het bijwoord „onterecht” in overweging 7 van besluit (GBVB) 2022/582 duidelijk heeft willen maken dat het betrokken familielid zich er bewust van moet zijn dat het verkregen voordeel afkomstig is van een persoon die voldoet aan een van de criteria die rechtvaardigen dat er beperkende maatregelen jegens hem worden vastgesteld.

Volgens rekwirante heeft het Gerecht niet voldaan aan zijn motiveringsplicht en blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting voor zover het geen verband heeft gelegd tussen de aan rekwirante opgelegde beperkende maatregelen en de met besluit 2014/145/ GBVB, zoals gewijzigd, nagestreefde doelen.

____________