Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 10 februari 2003 ingesteld door Bioelettrica SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-56/03)

    Procestaal: Italiaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 10 februari 2003 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Bioelettrica SpA, vertegenwoordigd door O. F. Dal Negro, advocaat.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(primair, te verklaren dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen Thermie-overeenkomst BM/1007/94 van 12 december 1994 niet is nagekomen;

(te verklaren dat de overeenkomst door de schuld van de Commissie is beëindigd;

(In elk geval de Commissie ertoe te veroordelen verzoekster ter vergoeding van de schade die zij ten gevolge van de mislukking van het project heeft geleden, de bedragen te betalen die in een afzonderlijk geding zullen worden vastgesteld;

(subsidiair, te verklaren dat Bioelettrica de tot op heden ontvangen financiering en de interesten daarover, hoe dan ook niet aan de Europese Gemeenschappen behoeft terug te betalen;

(de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep betreft hetzelfde project als dat ten aanzien waarvan de beslissingen tot opzegging van de Commissie in de zaken T-287/01, Bioelettrica/Commissie(1) en T-42/01, Lurgi AG en Lurgi Spa/Commissie(2) zijn aangevochten. In dat verband vat verzoekster de verklaringen van de Commissie in het kader van genoemd project samen als volgt:

(op 6 september 2001 verklaarde de Commissie dat de overeenkomst was "beëindigd";

(op 20 november 2001 was zij van mening dat de overeenkomst nog steeds "voortduurde";

(op 1 maart 2002 bevestigde zij dat de overeenkomst nog steeds "voortduurde";

(op 26 november 2002 verklaarde zij dat de overeenkomst was "beëindigd", echter niet per 26 november 2002, doch reeds per 6 september 2001.

Het Gerecht van eerste aanleg heeft niet onderzocht of de nieuwe verbreking van de overeenkomst door de Commissie gegrond was, aangezien het in bovengenoemde zaak T-287/01 om de rechtmatigheid van de beëindiging van 6 september 2001 ging, die op artikel 8, lid 2, sub f, van bijlage II bij de Algemene voorwaarden van de overeenkomst was gebaseerd, terwijl de beëindiging van 26 november 2002 op artikel 8, lid 2, sub d van deze Algemene voorwaarden is gebaseerd.

De middelen en voornaamste argumenten zijn gelijk aan die van zaak T-287/01.

____________

1 - ) (PB C 31 van 2 februari 2002, blz. 15.

2 - ) (Nog niet gepubliceerd.