Language of document :

Gevoegde zaken T‑27/03, T‑46/03, T‑58/03, T‑79/03, T‑80/03, T‑97/03 en T‑98/03

SP SpA e.a.

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Mededingingsregelingen – Producenten van betonstaal – Beschikking houdende vaststelling van inbreuk op artikel 65 KS – Beschikking gegeven krachtens EGKS-Verdrag na aflopen van dit verdrag – Onbevoegdheid van Commissie”

Samenvatting van het arrest

1.      EGKS – Mededingingsregelingen – Beschikking van Commissie houdende vaststelling van inbreuk op artikel 65 KS na aflopen van dit verdrag

(Art. 65, leden 1, 4 en 5, KS; verordening nr. 17 van de Raad, art. 3 en 15, lid 2)

2.      EGKS – Mededingingsregelingen – Bevoegdheid van Commissie krachtens artikel 65, leden 4 en 5, KS om inbreuk op artikel 65, lid 1, KS vast te stellen en daarvoor sanctie op te leggen – Verdwijnen bij aflopen EGKS-Verdrag

(Art. 65, leden 1, 4 en 5, KS en 97 KS; art. 305, lid 1, EG; Fusieverdrag)

1.      Een beschikking van de Commissie waarin een inbreuk op artikel 65, lid 1, KS wordt vastgesteld en een geldboete wordt opgelegd aan de ondernemingen die met schending van deze bepaling zouden hebben deelgenomen aan een mededingingsregeling, vindt haar enige rechtsgrondslag in artikel 65, leden 4 en 5, KS, wanneer zij uitdrukkelijk naar deze rechtsgrondslag verwijst en niet naar een rechtsgrondslag in artikel 3 en artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17. Dat de Commissie in een aan de betrokken ondernemingen gerichte tweede mededeling van punten van bezwaar heeft verklaard dat zij een nieuwe procedure had ingeleid op de grondslag van verordening nr. 17 en uitdrukkelijk heeft verwezen naar artikel 3 van deze verordening, volstaat als zodanig niet om vast te stellen dat de rechtsgrondslag van de beschikking wordt gevormd door artikel 3 en door artikel 15, lid 2, van deze verordening.

(cf. punten 76, 78, 93-94, 101)

2.      Ofschoon de beginselen die de opeenvolging van regels in de tijd beheersen, kunnen leiden tot de toepassing van materiële bepalingen die niet meer van kracht zijn op de datum van de vaststelling van een handeling door een gemeenschapsinstelling, kan de Commissie na het verstrijken van het EGKS-Verdrag op 23 juli 2002 geen bevoegdheid meer ontlenen aan artikel 65, leden 4 en 5, KS om een inbreuk op artikel 65, lid 1, KS vast te stellen en de ondernemingen die aan deze inbreuk zouden hebben deelgenomen, geldboeten op te leggen, aangezien de bepaling die de rechtsgrondslag vormt voor een handeling, van kracht moet zijn op het moment van vaststelling van deze handeling.

De omstandigheid dat het EGKS-Verdrag een lex specialis vormt ten opzichte van het EG-Verdrag in de zin van artikel 305, lid 1, EG, de door het Fusieverdrag geschapen institutionele eenvormigheid, de noodzaak van een coherente uitlegging van de materieelrechtelijke bepalingen van de verschillende gemeenschapsverdragen, en de beginselen die de opeenvolging van materiële en procedurele regels in de tijd beheersen, hebben geen invloed op de bevoegdheid van de Commissie in dit verband.

(cf. punten 113‑116, 118, 120)