Language of document : ECLI:EU:T:2009:97

ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

1 april 2009

Zaak T‑385/04

Gregorio Valero Jordana

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Beroep tot nietigverklaring – Beroep tot schadevergoeding – Bevordering – Toekenning van gratificatiepunten”

Betreft: Beroep, strekkende tot nietigverklaring van, ten eerste, het besluit van de directeur-generaal van de juridische dienst van de Commissie om verzoeker in het kader van de bevorderingsronde 2003 slechts één gratificatiepunt van het directoraat-generaal toe te kennen, welk besluit op 7 juli 2003 is meegedeeld en is bevestigd bij een besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag waarvan op 16 december 2003 kennis is gegeven; ten tweede, van het op 16 december 2003 ter kennis gebracht besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag om verzoeker in het kader van de bevorderingsronde 2003 in totaal 20 punten toe te kennen; van de lijst van verdienstelijke ambtenaren van de rang A 5 in het kader van de bevorderingsronde 2003, gepubliceerd in de Mededelingen van de administratie nr. 69‑2003 van 13 november 2003; van de lijst van in het kader van de bevorderingsronde 2003 tot de rang A 4 bevorderde ambtenaren, gepubliceerd in de Mededelingen van de administratie nr. 73‑2003 van 27 november 2003; van het besluit om verzoekers naam niet op te nemen op die lijsten; ten derde, van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag om verzoeker in het kader van de bevorderingsronde 2003 geen extra gratificatiepunt toe te kennen, zoals dit besluit volgt uit de brief van 22 februari 2007 en uit het besluit van 17 april 2007, en strekkende tot toekenning van een schadevergoeding van 5 000 EUR.

Beslissing: De besluiten van de Commissie om het totale aantal bevorderingspunten van Valero Jordana op 20 punten vast te stellen en om hem niet te plaatsen op de lijst van ambtenaren die in het kader van de bevorderingsronde 2003 tot de rang A 4 zijn bevorderd, worden nietig verklaard. Het beroep wordt voor het overige verworpen. De Commissie wordt verwezen in de kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Door Commissie ingevoerd bevorderingsstelsel – Afsluiting van bevorderingsronde met handeling die een besluit inhoudt tot vaststelling van de lijst van bevorderde ambtenaren en een besluit tot vaststelling van aan de ambtenaren toegekende punten – Autonome besluiten die vastbaar zijn voor afzonderlijke beroepen of voor één beroep

(Ambtenarenstatuut, art. 45, lid 1, 90 en 91)

2.      Procedure – Inleidend verzoekschrift – Voorwerp van geschil – Wijziging in loop van geding

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 48, lid 2; Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

3.      Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van verdiensten – Modaliteiten – Kwantificeren van verdiensten door toekenning van punten

(Ambtenarenstatuut, art. 45, lid 1)

1.      In het kader van het bevorderingsstelsel dat is ingevoerd bij een interne regeling van de Commissie, waarbij de bevorderingsronde wordt afgesloten met een handeling van complexe aard, in de zin dat zij twee afzonderlijke besluiten omvat, namelijk het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag tot vaststelling van de lijst van bevorderden en het besluit van dat gezag tot vaststelling van het totale aantal punten van de ambtenaren, waarop het eerstgenoemde besluit is gebaseerd, is dit besluit tot vaststelling van het totale aantal punten een autonome handeling waartegen als zodanig een klacht kan worden ingediend en in voorkomend geval beroep bij de rechter kan worden ingesteld in het kader van de in het Statuut voorziene rechtsmiddelen.

Een ambtenaar die niet is bevorderd wegens de volgens hem ongerechtvaardigde toekenning van een ontoereikend aantal punten om de bevorderingsdrempel te bereiken, kan zijn beroep dus richten tegen zowel het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag tot vaststelling van het totale aantal punten als het besluit tot vaststelling van de lijst van bevorderde ambtenaren.

Het besluit tot toekenning van gratificatiepunten aan verzoeker en dat om hem niet op de lijst van verdienstelijke ambtenaren te plaatsen alsmede de lijst als zodanig vormen daarentegen voorbereidende handelingen die niet vatbaar zijn voor een autonoom beroep tot nietigverklaring. De wettigheid ervan kan echter worden betwist in het kader van het beroep gericht tegen het eindbesluit.

(cf. punten 69‑72)

Referentie: Gerecht 9 april 2003, Tejada Fernández/Commissie, T‑134/02, JurAmbt. blz. I‑A‑125 en II‑609, punt 18; Gerecht 19 oktober 2006, Buendía Sierra/Commissie, T‑311/04, Jurispr. blz. II‑4137, punten 90, 93 en 96‑98

2.      Artikel 48, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, volgens hetwelk nieuwe middelen in de loop van het geding mogen worden voorgedragen wanneer zij steunen op gegevens, rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken, kan in bepaalde gevallen worden toegepast op een wijziging van het petitum. Wanneer het bestreden besluit in de loop van het geding wordt vervangen door een besluit met dezelfde inhoud, vormt dit laatste besluit immers een nieuw gegeven en eist de proceseconomie dat verzoekers hun petitum en middelen mogen aanpassen. Uit de artikelen 90 en 91 van het Statuut volgt echter dat het beroep gericht tegen een bezwarend besluit bestaande in een besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag pas ontvankelijk is, indien de betrokkene eerst een klacht bij het tot aanstelling bevoegd gezag heeft ingediend welke uitdrukkelijk of stilzwijgend is afgewezen.

(cf. punten 76‑78)

Referentie: Gerecht 6 juli 2001, Tsarnavas/Commissie, T‑161/00, JurAmbt. blz. I‑A‑155 en II‑721, punten 26‑28; Gerecht 26 oktober 2004, Brendel/Commissie, T‑55/03, JurAmbt. blz. I‑A‑311 en II‑1437, punt 50, en de aangehaalde rechtspraak

3.      De administratie beschikt bij de beoordeling van de verdiensten die in het kader van een bevorderingsbesluit als bedoeld in artikel 45 van het Statuut en bijgevolg ook in het kader van een besluit tot toekenning van gratificatiepunten in aanmerking moeten worden genomen in een bevorderingsstelsel waarin deze beoordeling wordt gekwantificeerd, over een ruime beoordelingsvrijheid, en het toezicht van de gemeenschapsrechter moet zich beperken tot de vraag of de administratie, gelet op de wegen en middelen die haar tot haar oordeel konden brengen, binnen redelijke grenzen is gebleven en niet kennelijk onjuist gebruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt.

(cf. punt 131)

Referentie: Gerecht 3 mei 2007, Crespinet/Commissie, T‑261/04, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 58, en de aangehaalde rechtspraak