Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 20 september 2004 ingesteld door G. Valero Jordana tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-385/04)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 20 september 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door G. Valero Jordana, wonende te Brussel, vertegenwoordigd door M. Merola en I. van Schendel, advocaten.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

─    nietig te verklaren het besluit van de directeur-generaal van de Juridische dienst om hem voor de bevorderingsronde 2003 slechts één voorrangspunt toe te kennen, zoals dit blijkt uit het computersysteem Sysper 2;

─    nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag om hem voor de bevorderingsronde 2003 een totaal van 20 punten toe te kennen, zoals dit blijkt uit het computersysteem Sysper 2; de lijst van verdiensten van de ambtenaren van rang A5 voor de bevorderingsronde 2003, na bevorderingscomités, gepubliceerd in Mededelingen van de administratie nr. 69-2003 van 13 november 2003; de lijst van in de bevorderingsronde 2003 tot rang A4 bevorderde ambtenaren, gepubliceerd in Mededelingen van de administratie nr. 73-2003 van 27 november 2003; en het besluit om zijn naam niet op te nemen in deze lijsten;

─    verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker in deze zaak verzet zich tegen de toekenning van één voorrangspunt voor de bevorderingsronde 2003 en tegen de weigering van het tot aanstelling bevoegde gezag om hem voor dezelfde bevorderingsronde te bevorderen tot rang A4.

Tot staving van zijn vordering betoogt verzoeker in de eerste plaats dat het doorslaggevende criterium voor toekenning van voorrangspunten van het directoraat-generaal en voor bevordering krachtens artikel 45 van het Statuut de verdienste moet zijn. Onder de in geding zijnde regeling worden de bevorderingen evenwel hoofdzakelijk bepaald door de toekenning van voorrangspunten, op voorstel van elk directoraat-generaal of van het bevorderingscomité, zonder dat de verdiensten van alle in elke rang bevorderbare ambtenaren aan een vergelijkend onderzoek worden onderworpen. Bijgevolg wordt artikel 45 van het Statuut geschonden door de artikelen 6, 8 en 10 van het besluit van de Commissie van 26 april 2002 tot vaststelling van de algemene uitvoeringsbepalingen betreffende artikel 45 van het Statuut. Doordat elk directoraat-generaal een eenvormig quotum van punten per ambtenaar krijgt toegekend, beletten deze regels het tot aanstelling bevoegde gezag bovendien dit vergelijkend onderzoek te verrichten.

Verzoeker merkt dienaangaande op dat de bestreden besluiten het resultaat zijn van de criteria die de Juridische dienst voor de toekenning van de voorrangspunten heeft vastgesteld, waardoor deze punten bij voorrang worden toegekend aan de ambtenaren met de hoogste anciënniteit in de rang, ongeacht hun verdiensten. Een dergelijke benaderingswijze houdt misbruik van bevoegdheid in aangezien het de bedoeling is daardoor zoveel mogelijk personen te bevorderen en de bevorderingen voor de komende jaren voor te bereiden, hetgeen een andere doelstelling is dan die welke het Statuut beoogt, namelijk het belonen van de verdiensten.

Voorts beroept verzoeker zich op twee proceduregebreken, voorzover het besluit tot toekenning van de betrokken voorrangspunten is genomen zonder voorstel van het directoraat van de Juridische dienst en zonder de motiveringsplicht in acht te nemen.

Verzoeker betoogt eveneens dat zijn recht op ontwikkeling van de loopbaan is geschonden en dat de artikelen 9, 12, lid 3, en 13 van de algemene uitvoeringsbepalingen onwettig zijn.

____________