Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Dioikitiko Protodikeio Athinon (Griekenland) op 16 juni 2022 – Ethnikos Organismos Pistopoiisis Prosonton & Epangelmatikou Prosanatolismou (Ε.Ο.P.P.E.P.) / Helleense Republiek

(Zaak C-404/22)

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Dioikitiko Protodikeio Athinon

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ethnikos Organismos Pistopoiisis Prosonton & Epangelmatikou Prosanatolismou (E.O.P.P.E.P.)

Verwerende partij: Helleense Republiek

Prejudiciële vragen

1    a)    Wat is de betekenis van de term „onderneming die een ,economische activiteit’ uitoefent”, in artikel 2, onder a), van richtlijn 2002/14/EG1 ?

b)    Omvat dit begrip rechtspersonen naar privaatrecht, zoals EOPPEP, die bij de uitoefening van de bevoegdheid tot certificering van instellingen die beroepsopleidingen verzorgen, handelt als rechtspersoon naar publiekrecht en een publiekrechtelijke bevoegdheid uitoefent, voor zover i) voor sommige van de activiteiten ervan, met name in casu de verlening van allerlei diensten op het gebied van beroepsvoorlichting aan de bevoegde organen van ministeries, diverse instellingen die beroepsopleidingen aanbieden, ondernemingen en werkgevers- en werknemersorganisaties [artikel 14, lid 2, onder ib), van wet nr. 4115/2013, FEK Α’ 24], niet kan worden uitgesloten, gezien het in artikel 14, lid 2, onder ie), van deze wet bepaalde betreffende de vaststelling van de landelijk geldende voorwaarden voor de verstrekking van adviezen en beroepsvoorlichting door natuurlijke en rechtspersonen, dat er een markt bestaat waarop handelsondernemingen actief zijn die met verzoekster concurreren, en ii) volgens artikel 23, lid 1, onder d), van voornoemde wet, tot de middelen van verzoekster ook de inkomsten behoren uit de verrichting van werkzaamheden en de verlening van diensten die hetzij haar zijn opgedragen door het ministerie hetzij worden verricht voor rekening van derden, zoals met name openbare diensten, nationale en internationale organisaties, rechtspersonen naar publiek- of privaatrecht en particulieren, terwijl iii) als tegenprestatie voor de verlening van de overige in artikel 20 van wet nr. 4115/2013 omschreven diensten een vergoeding verschuldigd is?

c)    Is voor de beantwoording van de vorige vraag van belang dat de privaatrechtelijke rechtspersoon slechts enkele van zijn verschillende activiteiten (artikel 14, lid 2, van wet nr. 4115/2013) verricht als marktdeelnemer, en zo ja, volstaat het dat de wetgever erin heeft voorzien [artikel 14, lid 2, onder ib), en artikel 23, lid 1, onder d), van wet nr. 4115/2013] dat verzoekster althans ten dele als marktdeelnemer handelt, of dient te worden aangetoond dat zij bij een specifieke activiteit daadwerkelijk handelt als marktdeelnemer?

2    a) Wat is de betekenis van de termen „situatie”, „structuur” en „waarschijnlijke ontwikkeling van de werkgelegenheid” bij de onderneming in artikel 4, lid 2, onder b), van richtlijn 2002/14/EG, in verband waarmee een verplichting tot informatie en raadpleging van de werknemers bestaat?

b)    Omvatten die termen de situatie waarin na de vaststelling van het interne reglement van de rechtspersoon, in casu EOPPEP, werknemers worden ontheven uit leidinggevende functies die niet bij het reglement waren opgeheven en waarin zij tijdelijk waren aangesteld na een fusie waarin privaatrechtelijke rechtspersonen, EKEPIS en EKEP, waren opgegaan in de entiteit, zodat deze verplicht is om de werknemers te informeren en te raadplegen alvorens voormelde werknemers uit hun functie te verwijderen?

c)    Is voor de beantwoording van deze vraag van belang i) dat de goede werking van de rechtspersoon en het dienstbelang ervan zijn aangevoerd als reden voor de ontheffing van een werknemer uit een leidinggevende functie, zodat deze rechtspersoon de doelstellingen kan bereiken waarvoor zij is opgericht, of dat de gebrekkige vervulling van de taken als tijdelijk hoofd de reden voor de ontheffing is ii) dat de werknemers die uit hun leidinggevende functies zijn ontheven in dienst zijn gebleven van de rechtspersoon, dan wel iii) dat bij hetzelfde besluit van het bevoegde orgaan waarbij personen uit leidinggevende functies werden ontheven, andere personen tijdelijk in leidinggevende functies werden aangesteld?

____________

1 Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap – Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de vertegenwoordiging van de werknemers (PB 2002, L 80, blz. 29).