Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 16 december 2008 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen (Duitsland)] - Heinz Huber / Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C-524/06)1

(Bescherming van persoonsgegevens - Europees burgerschap - Beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit - Richtlijn 95/46/EG - Begrip ‚noodzakelijkheid' - Algemene verwerking van persoonsgegevens inzake burgers van Unie met nationaliteit van andere lidstaat - Centraal register van buitenlanders)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Heinz Huber

Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen - Uitlegging van de artikelen 12, eerste alinea, EG, 17 EG, 18, lid 1, EG en 43, eerste alinea, EG, alsmede van artikel 7, sub e, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281, blz. 31) - Nationale regeling die voorziet in algemene verwerking van persoongegevens van burgers van andere lidstaten in een centraal vreemdelingenregister, en daarmee afwijkt van de nationale regeling inzake de persoongegevens van burgers van de betrokken lidstaat, die alleen in de bevolkingsregisters van de gemeente van inschrijving worden opgenomen

Dictum

Een systeem van verwerking van persoonsgegevens inzake burgers van de Unie die niet de nationaliteit van de betrokken lidstaat bezitten, zoals het systeem dat is ingevoerd bij de wet op het centraal register voor buitenlanders (Gesetz über das Ausländerzentralregister) van 2 september 1994, zoals gewijzigd bij de wet van 21 juni 2005, en dat de ondersteuning van de met de uitvoering van de verblijfswetgeving belaste nationale autoriteiten tot doel heeft, voldoet slechts dan aan het vereiste van noodzakelijkheid dat is gesteld in artikel 7, sub e, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, uitgelegd in het licht van het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit,

-    indien het uitsluitend gegevens bevat die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die wetgeving door deze autoriteiten, en

-    indien door de centrale verwerking van de gegevens de uitvoering van deze wetgeving met betrekking tot het verblijfsrecht van burgers van de Unie die niet de nationaliteit van die lidstaat bezitten, efficiënter kan verlopen.

Het is aan de verwijzende rechter om na te gaan of deze factoren zich in het hoofdgeding voordoen.

In geen geval kunnen als noodzakelijk in de zin van artikel 7, sub e, van richtlijn 95/46 worden beschouwd de bewaring en de verwerking van persoonsgegevens op naam in het kader van een register als het centraal register voor buitenlanders, voor statistiekdoeleinden.

Artikel 12, lid 1, EG moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de invoering door een lidstaat van een systeem van verwerking van persoonsgegevens speciaal voor burgers van de Unie die niet de nationaliteit van die lidstaat bezitten, met als doel de bestrijding van de criminaliteit.

____________

1 - PB C 56 van 10.3.2007.