Language of document : ECLI:EU:C:2017:106

Zaak C‑21/16

Euro Tyre BV – Sucursal em Portugal

tegen

Autoridade Tributária e Aduaneira

[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunal Arbitral Tributário (Centro de Arbitragem Administrativa)]

„Prejudiciële verwijzing – Btw – Richtlijn 2006/112/EG – Artikelen 131 en 138 –Voorwaarden voor vrijstelling voor een intracommunautaire levering – Systeem van uitwisseling van btw-informatie (VIES) – Niet-geregistreerde afnemer –Weigering van de vrijstelling –Toelaatbaarheid”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Negende kamer) van 9 februari 2017

Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Vrijstelling voor een intracommunautaire levering – Weigering van de vrijstelling voor de verkoper enkel en alleen omdat de afnemer niet in het VIES is geregistreerd en niet aan een belastingregeling voor intracommunautaire verwervingen is onderworpen – Geen ernstige aanwijzing voor het bestaan van fraude terwijl is voldaan aan de materiële voorwaarden voor de vrijstelling – Ontoelaatbaarheid

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 131 en 138, lid 1)

Artikel 131 en artikel 138, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de belastingdienst van een lidstaat een intracommunautaire levering weigert van de belasting over de toegevoegde waarde vrij te stellen enkel en alleen omdat de afnemer die gevestigd is op het grondgebied van de lidstaat van bestemming en voor handelingen in die staat beschikt over een geldig identificatienummer voor de belasting over de toegevoegde waarde, op het tijdstip van die levering noch in het VIES was geregistreerd, noch aan een belastingregeling voor intracommunautaire verwervingen was onderworpen, terwijl geen enkele ernstige aanwijzing is voor het bestaan van fraude en vaststaat dat is voldaan aan de materiële voorwaarden voor de vrijstelling. In dat geval verzet artikel 138, lid 1, van deze richtlijn, uitgelegd tegen de achtergrond van het evenredigheidsbeginsel, zich ook tegen die weigering wanneer de verkoper op de hoogte was van de situatie waarin de afnemer zich voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde bevond, en verwachtte dat de afnemer naderhand met terugwerkende kracht als intracommunautaire handelaar zou worden geregistreerd.

Bijgevolg vormt noch het feit dat de afnemer beschikt over een geldig btw-identificatienummer voor intracommunautaire handelingen, noch het feit dat hij in het VIES is geregistreerd, een materiële voorwaarde voor de btw-vrijstelling voor een intracommunautaire levering. Het gaat slechts om formele voorwaarden die niet kunnen afdoen aan het recht van de verkoper op de btw-vrijstelling voor zover is voldaan aan de materiële voorwaarden van een intracommunautaire levering (zie naar analogie arresten van 6 september 2012, Mecsek-Gabona, C‑273/11, EU:C:2012:547, punt 60; 27 september 2012, VSTR, C‑587/10, EU:C:2012:592, punt 51, en 20 oktober 2016, Plöckl, C‑24/15, EU:C:2016:791, punt 40).

(zie punten 32, 44 en dictum)