Language of document : ECLI:EU:C:2020:812

ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

8 oktober 2020 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn (EU) 2015/1535 – Artikel 1 – Informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij – Begrip technisch voorschrift – Kansspelen – Lokale belasting op de exploitatie van wedterminals – Belastingregeling – Geen kennisgeving aan de Europese Commissie – Tegenwerpbaarheid aan de belastingplichtige”

In zaak C‑711/19,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (hoogste bestuursrechter, Oostenrijk) bij beslissing van 3 september 2019, ingekomen bij het Hof op 25 september 2019, in de procedure

Admiral Sportwetten GmbH,

Novomatic AG,

AKO Gastronomiebetriebs GmbH

tegen

Magistrat der Stadt Wien,

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: D. Šváby, waarnemend voor de kamerpresident, S. Rodin (rapporteur) en K. Jürimäe, rechters,

advocaat-generaal: M. Campos Sánchez-Bordona,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Admiral Sportwetten GmbH, Novomatic AG en AKO Gastronomiebetriebs GmbH, vertegenwoordigd door W. Schwartz, Rechtsanwalt,

–        Magistrat der Stadt Wien, Magistratsabteilung 6, vertegenwoordigd door S. Bollinger als gemachtigde,

–        de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door J. Schmoll en C. Drexel als gemachtigden,

–        de Belgische regering, vertegenwoordigd door L. Van den Broeck, J.‑C. Halleux en S. Baeyens als gemachtigden, bijgestaan door P. Vlaemminck en R. Verbeke, advocaten,

–        de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

–        de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes, J. Gomes de Almeida, A. Pimenta, P. Barros da Costa en A. Silva Coelho als gemachtigden, bijgestaan door M. Capela de Carvalho Galaz Pimenta, advogada,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Jauregui Gomez en M. Noll-Ehlers als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1 van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB 2015, L 241, blz. 1).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Admiral Sportwetten GmbH, Novomatic AG en AKO Gastronomiebetriebs GmbH (hierna samen: „Admiral e.a.”) enerzijds en de Magistrat der Stadt Wien (stadsbestuur van Wenen, hierna: „stadsbestuur van Wenen”) anderzijds over de betaling van de belasting op wedterminals (hierna: „litigieuze belasting”).

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        In artikel 1, lid 1, onder b) tot en met f), van richtlijn 2015/1535 staat te lezen:

„1.      In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[…]

b)      ,dienst’: elke dienst van de informatiemaatschappij, dat wil zeggen elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer van diensten wordt verricht.

Voor de toepassing van deze definitie wordt verstaan onder:

i)      ,op afstand’: een dienst die wordt geleverd zonder dat de partijen gelijktijdig aanwezig zijn,

ii)      ,langs elektronische weg’: een dienst die wordt verzonden en ontvangen via elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en de opslag van gegevens, en die geheel via draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen wordt verzonden, doorgeleid en ontvangen,

iii)      ,op individueel verzoek van een afnemer van diensten’: een dienst die op individueel verzoek via de transmissie van gegevens wordt geleverd.”

Een indicatieve lijst van niet onder deze definitie vallende diensten staat in bijlage I;

c)      ,technische specificatie’: een specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product, zoals kwaliteitsniveau, prestaties, veiligheid of afmetingen, met inbegrip van de voor het product geldende voorschriften inzake verkoopbenaming, terminologie, symbolen, beproeving en beproevingsmethoden, verpakking, het merken of etiketteren, en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures.

[…]

d)      ,andere eis’: een eis die, zonder een technische specificatie te zijn, ter bescherming van met name de consument of het milieu wordt opgelegd en betrekking heeft op de levenscyclus van het product nadat dit in de handel is gebracht, zoals voorwaarden voor gebruik, recycling, hergebruik of verwijdering van het product, wanneer deze voorwaarden op significante wijze de samenstelling, de aard of de verhandeling van het product kunnen beïnvloeden;

e)      ,regel betreffende diensten’: een algemene eis betreffende de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten als bedoeld in punt b), met name bepalingen met betrekking tot de dienstverlener, de diensten en de afnemer van diensten, met uitzondering van regels die niet specifiek betrekking hebben op de in datzelfde punt gedefinieerde diensten.

[…]

f)      ‚technisch voorschrift’: een technische specificatie of andere eis of een regel betreffende diensten, met inbegrip van de erop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen die de jure of de facto moeten worden nageleefd voor de verhandeling, de dienstverrichting, de vestiging van een verrichter van diensten of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van een lidstaat, alsmede de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, behoudens die bedoeld in artikel 7, van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product dan wel de verrichting of het gebruik van een dienst of de vestiging als dienstverlener wordt verboden.

De facto technische voorschriften zijn met name:

i)      wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat die hetzij verwijzen naar technische specificaties, andere eisen of regels betreffende diensten, hetzij naar beroepscodes of codes voor goede praktijken die zelf verwijzen naar technische specificaties, andere eisen of regels betreffende diensten waarvan de naleving een vermoeden geeft met de voorschriften welke bij deze wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn vastgesteld, in overeenstemming te zijn,

ii)      vrijwillige overeenkomsten waarbij de overheid partij is en die in het algemeen belang gericht zijn op de naleving van technische specificaties, andere eisen of regels betreffende diensten, met uitsluiting van bestekken voor overheidsopdrachten,

iii)      technische specificaties of andere eisen of regels betreffende diensten die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen die het verbruik van producten of het gebruik van diensten beïnvloeden, doordat zij de naleving van die technische specificaties, andere eisen of regels betreffende diensten aanmoedigen; hieronder vallen niet de technische specificaties, andere eisen of regels betreffende diensten die samenhangen met de nationale stelsels van sociale zekerheid.

[…]”

4        Artikel 5, lid 1, van deze richtlijn bepaalt:

„1.       Onverminderd artikel 7 delen de lidstaten de Commissie onverwijld ieder ontwerp voor een technisch voorschrift mee, tenzij het een integrale omzetting van een internationale of Europese norm betreft, in welk geval louter met een mededeling van de betrokken norm kan worden volstaan. Zij geven de Commissie tevens kennis van de redenen waarom de vaststelling van dit technisch voorschrift nodig is, tenzij die redenen reeds uit het ontwerp zelf blijken.

[…]

Wat de in artikel 1, lid 1, onder f), tweede alinea, punt iii), van deze richtlijn bedoelde technische specificaties, andere eisen of regels betreffende diensten betreft, kunnen de opmerkingen of uitvoerig gemotiveerde meningen van de Commissie of van de lidstaten alleen betrekking hebben op het aspect dat eventueel een belemmering vormt voor het handelsverkeer of, wat betreft de regels betreffende diensten, het vrije verkeer van diensten of de vrijheid van vestiging van dienstverleners, doch niet op het fiscale of financiële aspect van de maatregel.”

5        Een „indicatieve lijst van diensten die niet onder artikel 1, lid 1, onder b), tweede alinea, vallen” staat in bijlage I bij die richtlijn. In punt 1, onder d), van die bijlage is bepaald:

„1.      Diensten die niet ,op afstand’ worden geleverd

Diensten die in de fysieke aanwezigheid van de verrichter en de afnemer worden verricht, ook wanneer daarbij elektronische apparatuur wordt gebruikt:

[…]

d)      beschikbaarstelling van elektronische spelletjes in een speelhal in de fysieke aanwezigheid van de gebruiker.”

 Oostenrijks recht

6        § 1 van het Gesetz über die Einhebung einer Wettterminalabgabe, Wiener Wettterminalabgabegesetz (wet van de deelstaat Wenen inzake de belasting op wedterminals) van 4 juli 2016 (LGBl. 32/2016; hierna: „WWAG”), in de ten tijde van de feiten toepasselijke versie, bepaalt:

„Over de exploitatie van wedterminals in het stadsgebied van Wenen is belasting verschuldigd.”

7        In § 2, punt 1, van deze wet, met als opschrift „Definities”, staat te lezen:

„Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

1.      wedterminal: een inzamelpunt voor weddenschappen op een specifieke locatie, dat via een datalijn is verbonden met een bookmaker of een totalisator en een persoon de mogelijkheid biedt om direct deel te nemen aan een weddenschap;

[…]”

8        § 3 van die wet draagt het opschrift „Bedrag van de belasting” en bepaalt:

„De belasting op de exploitatie van wedterminals bedraagt 350 EUR per wedterminal en per begonnen kalendermaand.

[…]”

9        In § 8, lid 1, WWAG is bepaald:

„Handelingen of nalatigheden die leiden tot belastingontduiking vormen administratieve overtredingen en worden gestraft met een boete van maximaal 42 000 EUR. Indien de boete niet kan worden geïnd, wordt een vervangende vrijheidsstraf van maximaal zes weken opgelegd. De ontduiking duurt voort totdat de belastingplichtige de aangifte heeft ingediend of de belastingdienst de belasting bij besluit vaststelt. […]”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

10      Admiral e.a. oefenen activiteiten uit die verband houden met de exploitatie van wedterminals. Meer in het bijzonder installeert Admiral Sportwetten die terminals, is Novomatic de eigenaar ervan en is AKO Gastronomiebetriebs eigenaar van een ruimte die voor de exploitatie van die terminals wordt gebruikt.

11      Vanaf augustus 2016 hebben Admiral e.a. zich tot het stadsbestuur van Wenen gewend met een verzoek tot vaststelling van het bedrag van de litigieuze belasting op 0 EUR op grond dat er geen belasting verschuldigd was.

12      Bij besluit van 31 oktober 2016 heeft het stadsbestuur van Wenen het bedrag van die door Admiral e.a. verschuldigde belasting voor september en oktober 2016 vastgesteld op 350 EUR per maand en per terminal. Bij besluiten van 2 januari en 24 juli 2017 is datzelfde bedrag vastgesteld voor november en december 2016 en januari tot en met juni 2017.

13      Admiral e.a. hebben elk voor zich tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij zij stelden dat de in de WWAG vervatte regels inzake de wedterminals technische voorschriften zijn waarvan het ontwerp overeenkomstig artikel 5, lid 1, van richtlijn 2015/1535 onmiddellijk aan de Commissie moet worden meegedeeld.

14      Op 23 augustus 2018 heeft het Bundesfinanzgericht (federale belastingrechter in eerste aanleg, Oostenrijk), nadat het had vastgesteld dat die voorschriften geen technische voorschriften vormden, die beroepen verworpen. Het Verfassungsgerichtshof (grondwettelijk hof, Oostenrijk) heeft geweigerd om het door Admiral e.a. tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep in behandeling te nemen.

15      Op 23 augustus 2018 hebben Admiral e.a. bij het Verwaltungsgerichtshof (hoogste bestuursrechter, Oostenrijk) beroep in Revision ingesteld tegen de beslissing van het Bundesfinanzgericht.

16      In dit verband merkt de verwijzende rechter op dat, indien de bepalingen van de WWAG moeten worden gekwalificeerd als „technische voorschriften” in de zin van richtlijn 2015/1535, de niet-nakoming van de verplichting tot voorafgaande mededeling van deze bepalingen aan de Commissie tot gevolg zou hebben dat de litigieuze belasting niet mag worden geheven en verzoeksters in Revision dus geen belasting verschuldigd zijn.

17      Met betrekking tot de kwalificatie als „technisch voorschrift” in de zin van artikel 1, lid 1, onder f), van richtlijn 2015/1535 is de verwijzende rechter van mening dat de WWAG weliswaar verwijst naar wedterminals, maar deze wet de specifieke kenmerken van wedterminals niet regelt en dus geen „technische specificatie” vormt.

18      Onder verwijzing naar de rechtspraak van het Hof betreffende de categorie „andere eisen” merkt deze rechter op dat de WWAG weliswaar geen verboden bevat, maar dat deze wet niet alleen ten doel heeft de belasting te heffen, maar ook deze vorm van weddenschappen terug te dringen, zodat, gelet op het doel van consumentenbescherming, niet kan worden uitgesloten dat die wet betrekking heeft op de levenscyclus van het product nadat dit in de handel is gebracht, wat rechtstreeks van invloed kan zijn op de verhandeling van wedterminals. De verwijzende rechter merkt echter op dat het aantal wedterminals in Wenen in wezen gelijk blijft.

19      Wat betreft de categorie „regels betreffende diensten” geeft de verwijzende rechter aan dat deze uitsluitend betrekking heeft op diensten van de informatiemaatschappij. Volgens deze rechter lijkt het op grond van dezelfde overwegingen als die welke met betrekking tot de categorie „andere eisen” zijn aangevoerd niet uitgesloten dat de bepalingen van de WWAG „regels betreffende diensten” zijn, aangezien zij betrekking kunnen hebben op het verstrekken van informatie over de mogelijke weddenschappen en het sluiten van weddenschappen, dat onderdeel is van de exploitatie van wedterminals.

20      Wat de categorie „verboden” aangaat is de verwijzende rechter van mening dat de bepalingen van de WWAG niet in deze categorie vallen aangezien zij geen verbod bevatten, maar voorzien in sancties in geval van handelingen of nalatigheden die leiden tot belastingontduiking.

21      Ten slotte merkt die rechter met betrekking tot de categorie „de facto technische voorschriften” op dat de WWAG niet verwijst naar andere bepalingen en met name niet naar het Gesetz über den Abschluss und die Vermittlung von Wetten, Wiener Wettengesetz (wet op de afsluiting van en de bemiddeling bij weddenschappen, wet inzake weddenschappen van de deelstaat Wenen) van 13 mei 2016 (LGBl. 26/2016), zoals gewijzigd bij het Gesetz, mit dem das Gesetz über den Abschluss und die Vermittlung von Wetten (Wiener Wettengesetz) geändert wird [wet tot wijziging van de wet op de afsluiting van en de bemiddeling bij weddenschappen (wet inzake weddenschappen van de deelstaat Wenen)] van 6 augustus 2019 (LGBl. 43/2019; hierna: „WW”), zodat die wet niet in deze categorie valt.

22      Voor het geval dat de bepalingen van de WWAG moeten worden aangemerkt als „technische voorschriften” in de zin van richtlijn 2015/1535, vraagt de verwijzende rechter zich bovendien af of het verzuim om het ontwerp van de WWAG overeenkomstig artikel 5, lid 1, richtlijn 2015/1535 vooraf mee te delen, er – gelet op de rechtspraak van het Hof – toe leidt dat deze wet niet aan particulieren kan worden tegengeworpen.

23      Daarop heeft het Verwaltungsgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Moet artikel 1 van richtlijn [2015/1535] aldus worden uitgelegd dat de bepalingen van de [WWAG] die een belasting op de exploitatie van wedterminals invoeren moeten worden aangemerkt als ‚technische voorschriften’ in de zin van dat artikel?

2)      Leidt het verzuim om de bepalingen [van de WWAG] mee te delen in de zin van richtlijn 2015/1535 ertoe dat een belasting als de belasting op de exploitatie van wedterminals niet mag worden geheven?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste vraag

24      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1 van richtlijn 2015/1535 aldus moet worden uitgelegd dat een nationale fiscale bepaling die een belasting op de exploitatie van wedterminals invoert een „technisch voorschrift” in de zin van dit artikel is.

25      Voor de beantwoording van deze vraag dient in herinnering te worden gebracht dat het begrip „technisch voorschrift” vier soorten maatregelen omvat, te weten, ten eerste, de „technische specificatie” in de zin van artikel 1, lid 1, onder c), van richtlijn 2015/1535, ten tweede, de „andere eis” zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, onder d), van deze richtlijn, ten derde, de „regel betreffende diensten” zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onder e), van die richtlijn, en, ten vierde, de „wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen […] van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product dan wel de verrichting of het gebruik van een dienst of de vestiging als dienstverlener wordt verboden” in de zin van artikel 1, lid 1, onder f), van die richtlijn [zie met betrekking tot richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB 1998, L 204, blz. 37), zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998 (PB 1998, L 217, blz. 18), arrest van 12 september 2019, VG Media, C‑299/17, EU:C:2019:716, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

26      In de eerste plaats zij erop gewezen dat om in de eerste categorie van de in artikel 1, lid 1, onder c), van richtlijn 2015/1535 bedoelde technische voorschriften, dat wil zeggen onder het begrip „technische specificatie”, te kunnen vallen, een nationale maatregel noodzakelijkerwijs betrekking moet hebben op het product of de verpakking daarvan als zodanig en dus een van de vereiste kenmerken van het product moet vaststellen (zie in die zin arrest van 12 september 2019, VG Media, C‑299/17, EU:C:2019:716, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

27      In casu blijkt uit de gegevens in de aan het Hof overgelegde stukken dat de technische specificaties van wedterminals niet zijn vastgelegd in de WWAG maar in de WW, een wettelijke regeling die overeenkomstig richtlijn 2015/1535 aan de Commissie is meegedeeld.

28      Zo wordt in § 1 juncto § 2, punt 1, WWAG enkel gedefinieerd wat voor de vaststelling van het toepassingsgebied van de litigieuze belasting, te weten de exploitatie van die terminals, moet worden verstaan onder „wedterminal”, waarbij wedterminals weliswaar worden omschreven maar niet wordt vastgesteld wat de vereiste kenmerken daarvan zijn.

29      In deze omstandigheden vormt een regeling zoals die welke voortvloeit uit § 1 juncto § 2, punt 1, WWAG geen „technische specificatie” in de zin van artikel 1, lid 1, onder c), van richtlijn 2015/1535.

30      In de tweede plaats dient met betrekking tot het begrip „andere eis” in de zin van artikel 1, lid 1, onder d), van richtlijn 2015/1535 in herinnering te worden gebracht dat dit begrip ziet op een eis die, zonder een technische specificatie te zijn, ter bescherming van met name de consument of het milieu wordt opgelegd en betrekking heeft op de levenscyclus van het product nadat dit in de handel is gebracht, zoals voorwaarden voor gebruik, recycling, hergebruik of verwijdering van het product, wanneer deze voorwaarden op significante wijze de samenstelling, de aard of de verhandeling van het product kunnen beïnvloeden.

31      In casu wijst niets in het dossier erop dat § 1 juncto § 2, punt 1, WWAG een voorwaarde bevat die op significante wijze de samenstelling, het gebruik of de verhandeling van wedterminals kan beïnvloeden. Zoals reeds in punt 28 van het onderhavige arrest is opgemerkt, wordt in deze bepalingen enkel het toepassingsgebied van de litigieuze belasting vastgesteld.

32      In deze omstandigheden valt een regeling zoals die welke voortvloeit uit § 1 juncto § 2, punt 1, WWAG niet in de categorie „andere eisen” in de zin van artikel 1, lid 1, onder d), van richtlijn 2015/1535.

33      In de derde plaats moet met betrekking tot de categorie „regels betreffende diensten” worden opgemerkt dat uit punt 1, onder d), van bijlage I bij richtlijn 2015/1535 blijkt dat de „beschikbaarstelling van elektronische spelletjes in een speelhal in de fysieke aanwezigheid van de gebruiker”, zoals het aanbieden van weddenschappen door middel van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde wedterminals, een dienst vormt die niet op afstand wordt geleverd.

34      Voor de kwalificatie als „regels betreffende diensten” in de zin van artikel 1, lid 1, onder e), van richtlijn 2015/1535 juncto artikel 1, lid 1, onder b), van deze richtlijn is echter met name vereist dat er sprake is van een dienst die op afstand wordt geleverd.

35      Derhalve valt een regeling zoals aan de orde in het hoofdgeding, die betrekking heeft op een dienst die niet op afstand wordt geleverd, niet in de categorie „regels betreffende diensten”.

36      In de vierde plaats dient met betrekking tot de categorie „technische voorschriften” in de zin van artikel 1, lid 1, onder f), van richtlijn 2015/1535 in herinnering te worden gebracht dat deze ziet op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product dan wel de verrichting of het gebruik van een dienst of de vestiging als dienstverlener wordt verboden. Wat in het bijzonder gebruiksverboden betreft, heeft het Hof reeds geoordeeld dat deze verboden maatregelen omvatten die duidelijk verder gaan dan een beperking tot bepaalde gebruiksmogelijkheden van het betrokken product en die dus niet enkel restricties opleggen aan het gebruik daarvan (zie in die zin arrest van 21 april 2005, Lindberg, C‑267/03, EU:C:2005:246, punt 76).

37      In casu bevat § 1 juncto § 2, punt 1, WWAG evenwel geen verbod, zodat deze bepaling niet in de categorie technische voorschriften valt. Aan deze conclusie wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat § 8, lid 1, WWAG voorziet in administratieve sancties bij niet-nakoming van de plicht tot betaling van de litigieuze belasting. Deze administratieve sancties hebben namelijk geen betrekking op de in het hoofdgeding aan de orde zijnde producten noch op de dienst van de organisatie van weddenschappen, maar op de persoon die de litigieuze belasting verschuldigd is.

38      Bovendien moet met betrekking tot de facto technische voorschriften in de zin van artikel 1, lid 1, onder f), iii), van richtlijn 2015/1535 worden toegevoegd dat het Hof reeds heeft geoordeeld dat een belastingregeling die niet wordt vergezeld van technische specificaties of andere eisen waarvan zij de naleving zou willen waarborgen, niet kan worden aangemerkt als een „de facto technisch voorschrift” (zie in die zin arrest van 11 juni 2015, Berlington Hungary e.a., C‑98/14, EU:C:2015:386, punt 97).

39      In casu kan ten eerste niet worden gesteld dat § 1 juncto § 2, punt 1, WWAG een belastingregeling is die het verbruik van producten of het gebruik van diensten beïnvloed, doordat zij de naleving van die technische specificaties, andere eisen of regels betreffende diensten aanmoedigt, aangezien uit de formulering van deze bepaling geenszins blijkt dat de verplichting tot betaling van die belasting beoogt ervoor te zorgen dat de technische voorschriften inzake wedterminals worden nageleefd, die op hun beurt in een andere wet – namelijk de WW – zijn opgenomen. Ten tweede wordt deze nationale bepaling niet vergezeld van technische specificaties, andere eisen of regels betreffende diensten.

40      Hieruit volgt dat een regeling zoals die welke voortvloeit uit § 1 juncto § 2, punt 1, WWAG niet valt in de categorie „technische voorschriften” in de zin van artikel 1, lid 1, onder f), van richtlijn 2015/1535.

41      Gelet op een en ander dient op de eerste vraag dan ook te worden geantwoord dat artikel 1 van richtlijn 2015/1535 aldus moet worden uitgelegd dat een nationale fiscale bepaling die een belasting op de exploitatie van wedterminals invoert geen „technisch voorschrift” in de zin van dit artikel is.

 Tweede vraag

42      Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.

 Kosten

43      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

Artikel 1 van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat een nationale fiscale bepaling die een belasting op de exploitatie van wedterminals invoert geen „technisch voorschrift” in de zin van dit artikel is.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.