Language of document :

Beroep ingesteld op 11 februari 2009 - Duitsland / Commissie

(Zaak T-59/09)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: M. Lumma en B. Klein)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

Nietig verklaren de beschikking van de Commissie van 5 december 2008 (SG.E.3/RG/mbp D(2008) 10067), waarbij particulieren ondanks het verzet van de Duitse regering overeenkomstig artikel 2, lid 5, van verordening (EG) nr. 1049/2001 toegang wordt verschaft tot bepaalde door de Duitse autoriteiten in het kader van niet-nakomingsprocedure 2005/4569 overgelegde documenten;

de verwerende partij verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen de beschikking van verweerster van 5 december 2008 waarbij particulieren ondanks het verzet van de Duitse regering toegang wordt verschaft tot bepaalde door de Duitse autoriteiten in het kader van een niet-nakomingsprocedure overgelegde documenten.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster aan dat de bestreden beschikking in strijd is met artikel 4, lid 5, van verordening nr. 1049/20011 juncto het beginsel van loyale samenwerking tussen de Gemeenschap en de lidstaten overeenkomstig artikel 10 EG.

Op grond van artikel 4, lid 5, van verordening nr. 1049/2001 kan een lidstaat verzoeken dat een van hem afkomstig document enkel met zijn toestemming openbaar wordt gemaakt. De Commissie heeft geen recht op een uitgebreid eigen onderzoek van de redenen om toegang tot een document te weigeren op grond van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1049/2001. De uitspraak van het Hof in de zaak Zweden/Commissie e.a., C-64/05 P2, heeft uitputtende criteria vastgelegd volgens welke de betrokken gemeenschapsorganen verzet tegen het verlenen van toegang terzijde mogen leggen en mogen beoordelen of er redenen zijn om toegang te weigeren in de zin van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1049/2001, te weten indien dit verzet "geenszins" is gemotiveerd of indien de aangevoerde motivering niet is geformuleerd "onder verwijzing" naar de weigeringsgronden.

Hieruit volgt in samenhang met het beginsel van loyale samenwerking tussen de Gemeenschap en de lidstaten overeenkomstig artikel 10 EG dat de beoordeling of er redenen voor weigering van toegang zijn overeenkomstig artikel 4, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1049/2001 in de regel bij de lidstaat berust. De Commissie kan verzet tegen het verlenen van toegang slechts in uitzonderingsgevallen terzijde leggen, wanneer de motivering door de lidstaat ontoereikend is. Dit gebiedt ook een vergelijking met artikel 4, lid 4, van verordening nr. 1049/2001. Bij beide criteria van de rechtspraak gaat het om wezenlijke vormvereisten, die inhoudelijk moeten zijn afgestemd op de motiveringsplicht volgens artikel 253 EG. Voor de toetsing of de weigering om toegang tot een document te verlenen strookt met artikel 4, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1049/2001 is de gemeenschapsrechter bevoegd, maar niet de Commissie.

Subsidiair betoogt verzoekster dat ook indien het Gerecht de uitspraak in zaak C-64/05 P aldus mocht uitleggen dat het verzet van een lidstaat op grond van artikel 4, lid 5, van verordening nr. 1049/2001 het gemeenschapsorgaan enkel bindt indien het verenigbaar is met artikel 4, leden 1 tot en met 3, van deze verordening, de Commissie hooguit had mogen nagaan of de door de lidstaat aangevoerde motivering kennelijk aanvaardbaar was. De voor het verzet van de Duitse regering aangevoerde redenen kunnen echter in het geheel niet als kennelijk ontoereikend worden aangemerkt.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).

2 - Arrest van het Hof van 18 december 2007, Zweden/Commissie e.a., C-64/05 P, PB 2007, blz. I-11389.