Language of document :

Beroep ingesteld op 25 juni 2008 - Melli Bank / Raad

(Zaak T-246/08)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Melli Bank plc (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: R. Gordon, QC, J. Stratford, Barrister, R. Gwynne en T. Din, Solicitors)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

punt 4 van afdeling B van de bijlage bij besluit 2008/475/EG van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, nietig verklaren voor zover het betrekking heeft op Melli Bank plc;

alle andere maatregelen treffen die het Gerecht zal vermenen te behoren;

de Raad verwijzen in de kosten die verzoekster in de onderhavige procedure zullen zijn opgekomen.

Middelen en voornaamste argumenten

In de onderhavige zaak vordert verzoekster nietigverklaring van besluit 2008/475/EG van de Raad van 23 juni 20081 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran2, voor zover zij is opgenomen op de lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig die bepaling worden bevroren.

Verzoekster vordert nietigverklaring van punt 4 van afdeling B van de bijlage voor zover dat op haar betrekking heeft, op grond dat het in twee opzichten onrechtmatig is.

Zij stelt ten eerste dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel doordat het bevriezen van haar tegoeden en economische middelen (i) niet in een rationeel verband stand met het doel van voorkoming van nucleaire proliferatie of de financiering daarvan en (ii) niet de minst beperkende wijze van uitoefening van waakzaam toezicht op verzoekster of van nastreving van het doel van voorkoming van financiering van nucleaire proliferatie is.

Zij stelt ten tweede dat het bestreden besluit het non-discriminatiebeginsel schendt doordat, enerzijds, zij in dezelfde positie verkeert als andere in het VK opgerichte dochterondernemingen van Iraanse banken en in een objectief vergelijkbare positie verkeert als andere in VK opgerichte banken, daaronder begrepen in het VK opgerichte banken die zaken doen met Iran, maar anders is behandeld, en, anderzijds, zij in een positie verkeert die zeer verschillend is van die van een andere door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aangewezen bank die echter op dezelfde wijze is behandeld.

____________

1 - PB 2008 L 163, blz. 29.

2 - Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB 2007 L 103, blz. 1).