Language of document : ECLI:EU:T:2014:85





Beschikking van de president van het Gerecht van 24 februari 2014 – HTTS en Bateni/Raad

(zaak T‑45/14 R)

„Kort geding – Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van de Islamitische Republiek Iran – Bevriezing van tegoeden en andere economische middelen – Verzoek om voorlopige maatregelen – Geen spoedeisendheid – Belangenafweging”

1.                     Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Fumus boni juris – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Cumulatieve voorwaarden – Afweging van alle betrokken belangen – Beoordelingsvrijheid van de rechter in kort geding (Art. 256, lid 1, VWEU, 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2) (cf. punt 26)

2.                     Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Bewijslast – Financiële schade – Situatie waarin het voortbestaan van de verzoekende vennootschap in gevaar komt of haar marktpositie onherstelbaar wordt gewijzigd – Verplichting om concrete en nauwkeurige aanwijzingen over de economische en financiële situatie van de verzoekende vennootschap te geven (Art. 256, lid 1, VWEU, 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2) (cf. punten 41‑45)

3.                     Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Opschorting van de tenuitvoerlegging van een besluit betreffende beperkende maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Noodzaak om een flagrante en uiterst ernstige onwettigheid snel recht te zetten – Daaronder begrepen – Beoordelingsbevoegdheid van de Raad inzake de algemene en abstracte omschrijving van de juridische criteria en de modaliteiten voor het nemen van beperkende maatregelen – Beperkte rechterlijke toetsing (Art. 278 VWEU; verordening nr. 971/2013; besluit 2013/497 van de Raad) (cf. punten 50‑56)

4.                     Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorwaarden voor toekenning – Afweging van alle betrokken belangen – Besluit tot bevriezing van tegoeden in het kader van beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevoegdheid van de Unierechter om de handeling ten vroegste na het verstrijken van de termijn voor hogere voorziening nietig te verklaren – Belang van de verzoeker dat niet door de rechter in kort geding kan worden beschermd (Art. 264, lid 2, VWEU en 278 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 60, tweede alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 107, lid 3; verordening nr. 1154/2013; besluit 2013/661 van de Raad) (cf. punten 59, 62‑66)

Voorwerp

Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van besluit 2013/661/GBVB van de Raad van 15 november 2013 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 306, blz. 18) en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1154/2013 van de Raad van 15 november 2013 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 306, blz. 3), voor zover zij op verzoekers betrekking hebben

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.