Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 7 juli 2003 ingesteld door Fédération Nationale de l'Industrie et des Commerces en Gros des Viandes (FNICGV) tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-252/03)

    Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 7 juli 2003 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Fédération Nationale de l'Industrie et des Commerces en Gros des Viandes (FNICGV), gevestigd te Parijs, vertegenwoordigd door P. Abegg, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

primair:

(de door de Commissie in haar beschikking van 2 april 2003 opgelegde geldboete in te trekken;

subsidiair:

(de door de Commissie in haar beschikking van 2 april 2003 opgelegde geldboete aanmerkelijk te verlagen;

hoe dan ook:

(de Commissie in alle kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert intrekking of verlaging van de geldboete die haar is opgelegd bij de beschikking van de Commissie van 2 april 2003 in zaak COMP/C.38.279/F3 - Frans rundvlees, betreffende een inbreuk op artikel 81, lid 1, EG in het kader van een overeenkomst die ertoe strekte de invoer van rundvlees in Frankrijk tijdelijk stop te zetten en een minimumprijs voor bepaalde categorieën runderen vast te stellen.

Verzoekster wijst erop dat de rundvleeshouders tijdens de tweede BSE-crisis in oktober 2001 een crisis zonder precedent hebben doorgemaakt. In Frankrijk zijn groepen veehouders overgegaan tot blokkades van slachthuizen, demonstraties en het aanhouden van vrachtwagens, ten einde de herkomst van vlees te verifiëren en buitenlands vlees te vernietigen. Op aandringen van de Franse minister van landbouw hebben veehouder- en industriefederaties vervolgens overleg gepleegd over een voorlopige stopzetting van de importen en de toepassing van billijke aankoopprijzen, in ruil voor opheffing van de blokkades van slachthuizen.

Tot staving van haar beroep betoogt verzoekster dat bij het sluiten van de overeenkomst wilsovereenstemming en contractvrijheid ontbraken, hetgeen haar aansprakelijkheid voor de uitvoering van de overeenkomst uitsluit. Zij bevond zich onder druk van de bedreigingen en het geweld van landbouwers jegens haar leden, gepaard gaand met het stilzitten van de Franse autoriteiten bij het handhaven van de openbare orde en de sterke druk van de minister van landbouw. Voorts kon verzoekster zich onmogelijk kanten tegen de druk die op haar leden werd uitgeoefend, daar de minister van landbouw het initiatief had genomen tot de sluiting van de overeenkomst en deze had aangemoedigd en toegestaan. Tenslotte had verzoekster geen economisch belang bij het sluiten van de overeenkomst. Doordat de Commissie in de litigieuze beschikking erkent dat verzoekster onder druk heeft gehandeld, maar haar niettemin een geldboete oplegt, berust die beschikking op een tegenstrijdige motivering.

Verzoekster beroept zich ook op schending van artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17(1) wat de verlaging van de geldboete betreft. Op dit punt voert zij schending van het evenredigheidsbeginsel en van de motiveringsplicht aan. Het bedrag van de geldboete kan voorts de vrijheid van vereniging aantasten, daar verzoeksters middelen haar niet langer in staat stellen de belangen van haar leden te vertegenwoordigen.

____________

1 - ) (EEG Raad: Verordening nr. 17: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (PB nr. P 13 van 21.2.1962, blz. 204-211)