Language of document :

Beroep ingesteld op 21 juli 2011 - Hüttenwerke Krupp Mannesmann e.a./Commissie

(Zaak T-379/11)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Hüttenwerke Krupp Mannesmann GmbH (Duisburg, Duitsland), ROGESA Roheisengesellschaft Saar mbH (Dillingen, Duitsland), Salzgitter Flachstahl GmbH (Salzgitter, Duitsland), ThyssenKrupp Steel Europe AG (Duisburg, Duitsland), voestalpine Stahl GmbH (Linz, Oostenrijk) (vertegenwoordigers: S. Altenschmidt en C. Dittrich)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoeksters verzoeken het Gerecht,

de beschikking van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van overgangsbepalingen over de gehele Unie inzake de geharmoniseerde kostenloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad [C(2001) 2772, PB L 130, blz. 1 e.v.] nietig te verklaren,

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters komen op tegen de beschikking van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van overgangsbepalingen over de gehele Unie inzake de geharmoniseerde kostenloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad1 aan. Zij vorderen dat deze in haar geheel nietig wordt verklaard. Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoeksters zes middelen.

Eerste middel: Schending van de productbenchmark voor ijzersinters van artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG2

Verzoeksters beroepen zich op de onwettigheid van de in bijlage I van de aangevochten beschikking opgenomen voorschriften voor productbenchmarks.

Onverenigbaarheid met artikel 10 bis, lid 2, van richtlijn 2003/87.

Verzoeksters stellen dat de vaststelling van de productbenchmark voor gesinterd erts artikel 10 bis, lid 2, van richtlijn 2003/87 schendt, aangezien de Commissie een installatie voor de vervaardiging van pellets bij de bepaling van de gemiddelde opbrengsten van de 10 % meest efficiënte installaties van een sector of een deel ervan in de Unie als uitgangspunt voor de bepaling van de productbenchmark heeft meegerekend. Pellets zijn echter een ander product dan gesinterd erts en installaties ter vervaardiging van pellets mogen dus bij de bepaling van de 10 % meest efficiënte sinterinstallaties niet in aanmerking worden genomen.

Onverenigbaarheid met artikel 10 bis, lid 1, van richtlijn 2003/87

De vaststelling van de productbenchmark voor gesinterd erts is eveneens onverenigbaar met artikel 10 bis, lid 1, van richtlijn 2003/87, aangezien de Commissie bij de vaststelling van de productbenchmark voor gesinterd erts gegevens gecorrigeerd heeft. Dit is niet in overeenstemming met de door artikel 10 bis, lid 1, van richtlijn 2003/87 opgelegde criteria voor de vaststelling van de benchmarks.

Tweede middel: Schending van de productbenchmark voor vloeibaar ruwijzer van artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG

Ook de vaststelling van de productbenchmark voor vloeibaar ruwijzer schendt artikel 10 bis van richtlijn 2003/87, aangezien de Commissie niet het volledige koolstofgehalte van de bij de vervaardiging van ijzer en staal ontstane afvalgassen inclusief het gebruik ervan voor de winning van elektriciteit in aanmerking heeft genomen, maar minderingen ter hoogte van ongeveer 25 % heeft toegepast. Uit de bewoordingen van artikel 10 bis, lid 1, onderafdeling 3, tweede volzin, van richtlijn 2003/87, de systematiek en de doelstelling van de richtlijn en de historische uitlegging ervan volgt dat de Commissie tot dergelijke minderingen niet gerechtigd is.

Derde middel: Schending van de motiveringsplicht van artikel 296, lid 2, VWEU

Verzoeksters stellen voorts dat de Commissie haar beschikking niet voldoende heeft gemotiveerd. De motivering van de vaststelling van de benchmarks is gebrekkig. De door de Commissie aangevoerde bezwaren wat betreft eventuele verstoringen van de mededinging zijn niet regelmatig gemotiveerd. Dit is een schending van artikel 296, lid 2, VWEU.

Vierde middel: Schending van het evenredigheidsbeginsel

De bestreden beschikking schendt wat betreft de vaststelling van de benchmark voor gesinterd erts en vloeibaar ruwijzer eveneens het evenredigheidsbeginsel.

Vijfde middel: Schending van het beginsel van non-discriminatie

Bovendien beroepen verzoeksters zich op de schending van het beginsel van non-discriminatie.

Zesde middel: Noodzakelijkheid van de nietigverklaring van de gehele beschikking

Verzoeksters zijn van mening dat de beschikking in haar geheel moet worden nietig verklaard, aangezien bij een tot de benchmarks voor gesinterd erts en vloeibaar ruwijzer beperkte nietigverklaring op grond van de regeling van artikel 10, lid 2, sub b juncto artikel 3, sub c, van de bestreden beschikking voor de kostenloze toewijzing van emissierechten automatisch een "fallback"-aanpak zou worden toegepast. Dit zou voor de verzoeksters een nog slechter resultaat als gevolg hebben dan wanneer de verkeerde benchmarkwaarden van de Commissie voor gesinterd erts en vloeibaar ruwijzer zouden worden toegepast.

____________

1 - PB L 130, blz. 1.

2 - Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275, blz. 32).