Language of document : ECLI:EU:T:2014:176





Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 2 april 2014 – Ben Ali/Raad

(Zaak T‑133/12)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië – Bevriezing van tegoeden – Rechtsgrondslag – Eigendomsrecht – Artikel 17, lid 1, van het Handvest van de grondrechten – Werking in de tijd van de gevolgen van een nietigverklaring – Niet-contractuele aansprakelijkheid – Geen materiële schade”

1.                     Handelingen van de instellingen – Keuze van rechtsgrondslag – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in Tunesië – Bevriezing van de tegoeden van personen betrokken bij de verduistering van overheidsmiddelen en van met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen – Artikel 29 VEU – Toelaatbaarheid (Art. 21, lid 2, sub b en d, VEU, 24, lid 1, VEU, 25, sub b, VEU, 28 VEU en 29 VEU; besluit 2011/72 van de Raad, art. 1, lid 1) (cf. punten 46‑51)

2.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in Tunesië – Bevriezing van de tegoeden van personen betrokken bij de verduistering van overheidsmiddelen en van met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen – Besluit genomen in een aan de belanghebbende gekende context zodat hij de strekking van de hem betreffende maatregel kan begrijpen – Motivering die niet kan bestaan in een algemene en stereotype formulering – Verwijzing naar de feitelijke en juridische overwegingen waarop de bestreden handeling steunt – Verwijzing naar de aard van het strafbare feit dat de Tunesische autoriteiten de betrokkene verwijten – Geen niet-nakoming van de motiveringsplicht (Art. 296 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, sub c; besluiten van de Raad 2011/72, 2011/79 en 2012/50) (cf. punten 55‑57, 59‑62)

3.                     Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in Tunesië – Bevriezing van de tegoeden van personen betrokken bij de verduistering van overheidsmiddelen en van met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen – Bij een uitvoeringsbesluit opgelegde bevriezing van tegoeden wegens het witwassen van geld – Overlapping van de begrippen verduisteren van overheidsmiddelen en witwassen van geld – Geen – Vermoeden van een noodzakelijk verband tussen het witwassen van geld door familieleden van de bestuurders van een land en het verduisteren van overheidsmiddelen – Geen – Nietigverklaring (Besluiten van de Raad 2011/72, art. 1, lid 1, 2011/79 en 2012/50) (cf. punten 69‑74)

4.                     Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in Tunesië – Bevriezing van de tegoeden van personen betrokken bij de verduistering van overheidsmiddelen en van met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen – Beperking van het eigendomsrecht – Voorwaarden – Vervulling door het uitvoeringsbesluit van de voorwaarden van het basisbesluit – Geen – Schending van het eigendomsrecht (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 17, lid 1, en 52, lid 1; besluiten van de Raad 2011/72, art. 1, 2011/79 en 2012/50) (cf. punten 76, 80)

5.                     Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Beperking door het Hof – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in Tunesië – Bevriezing van de tegoeden van personen betrokken bij de verduistering van overheidsmiddelen en van met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen – Gevaar voor ernstige en onomkeerbare aantasting van de doeltreffendheid van elke bevriezing van tegoeden waartoe de Raad in de toekomst kan besluiten jegens de in de nietig verklaarde handeling bedoelde personen – Behoud van de gevolgen van het nietig verklaarde besluit tot het verstrijken van de termijn voor hogere voorziening of tot afwijzing ervan (Art. 264, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 60, tweede alinea; besluiten van de Raad 2011/72, 2011/79, 2012/50 en 2013/72) (cf. punten 83, 87‑89)

6.                     Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Reële en zekere schade veroorzaakt door onrechtmatige handeling – Bewijslast (Art. 340, tweede alinea, VWEU) (cf. punt 91)

Voorwerp

Ten eerste, een verzoek tot nietigverklaring van besluit 2012/50/GBVB van de Raad van 27 januari 2012 tot wijziging van besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië (PB L 27, blz. 11), voor zover dat besluit op hem betrekking heeft, en ten tweede, een verzoek tot schadevergoeding

Dictum

1)

De bijlage bij besluit 2011/72/GBVB van de Raad van 31 januari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië, zoals gewijzigd bij uitvoeringsbesluit 2011/79/GBVB van de Raad van 4 februari 2011 tot uitvoering van besluit 2011/72, wordt nietig verklaard, voor zover die bijlage is verlengd bij besluit 2012/50/GBVB van de Raad van 27 januari 2012 tot wijziging van besluit 2011/72 en de naam van Mehdi Ben Tijani Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen Ben Ali in die bijlage is vermeld.

2)

De gevolgen van besluit 2011/72, zoals gewijzigd bij uitvoeringsbesluit 2011/79 en verlengd bij besluit 2012/50, worden ten aanzien van Ben Tijani Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen Ben Ali gehandhaafd tot op het moment waarop de termijn voor het instellen van hogere voorziening tegen dit arrest verstrijkt of, indien binnen die termijn hogere voorziening wordt ingesteld, tot op het moment dat die hogere voorziening wordt afgewezen.

3)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

4)

De Raad van de Europese Unie wordt verwezen in zijn eigen kosten alsmede in die van Ben Tijani Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen Ben Ali.

5)

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten.