Language of document :

Beroep ingesteld op 7 januari 2014 – Taetel / Commissie

(Zaak T-29/14)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Taetel, SL (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: E. Navarro Varona, P. Vidal Martínez, J. López-Quiroga Teijero en G. Canalejo Lasarte, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

krachtens artikel 263 VWEU het bestreden besluit nietig te verklaren voor zover hierbij is vastgesteld dat staatssteun is verleend, en wordt gelast om deze terug te vorderen van de investeerders;

subsidiair, de artikelen 1, 2 en 4, lid 1, van het besluit nietig te verklaren, voor zover de investeerders hierin als de begunstigden zijn aangewezen en is vastgesteld dat zij de steun moeten terugbetalen;

subsidiair, het in artikel 4, lid 1 in fine, gegeven bevel tot terugvordering van de steun van de investeerders buiten toepassing te verklaren wegens schending van het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel, aangezien geen terugvordering kan worden gelast vanaf een tijdstip dat voorafgaat aan de datum van bekendmaking van het besluit tot inleiding van de procedure;

subsidiair, artikel 2 van het besluit nietig te verklaren en vast te stellen dat de methode die is gebruikt ter bepaling van het voordeel dat de investeerders moeten terugbetalen, ongeldig is;

artikel 4, lid 1, van het besluit, waarin een verbod wordt opgelegd om „de last tot terugvordering aan andere personen over te dragen”, onbestaand of, subsidiair, gedeeltelijk nietig te verklaren, voor zover hiermee in feite wordt vastgesteld dat de contractuele bedingen volgens welke de bedragen die de investeerders aan de Spaanse Staat moeten terugbetalen, op derden kunnen worden verhaald, verboden of nietig zijn, en

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In de onderhavige procedure wordt hetzelfde besluit bestreden als in de zaken T-700/13, Bankia/Commissie, T-719/13, Lico Leasing en Pequeños y Medianos Astilleros de Reconverción/Commissie, en T-3/14, Anudal Industrial/Commissie.

De middelen en voornaamste argumenten zijn dezelfde als in die zaken.

Verzoekster voert met name aan dat artikel 107 VWEU is geschonden omdat in het bestreden besluit wordt vastgesteld dat de betrokken fiscale regeling, die van toepassing is op bepaalde financiële leasingovereenkomsten voor de aankoop van nieuwe schepen, in haar geheel staatssteun vormt.

Volgens verzoekster maakt het besluit van de belastingadministratie ook inbreuk op artikel 107 VWEU omdat de betrokken fiscale maatregelen „nieuwe” staatssteun vormen.

Subsidiair stelt verzoekster dat het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel alsook de artikelen 107, 108 en 206 VWEU zijn geschonden doordat de begunstigden en de terug te vorderen bedragen niet correct zijn vastgesteld, en dat inbreuk is gemaakt op artikel 108, lid 3, VWEU, artikel 19 van verordening nr. 659/1999, artikel 3, lid 6, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 16 en 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, voor zover de contractuele bedingen volgens welke de investeerders de bedragen die zij aan de Spaanse autoriteiten hebben moeten terugbetalen, kunnen verhalen op derden, bij artikel 4, lid 1, van het besluit nietig zijn verklaard.