Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski rayonen sad (Bulgarije) op 11 januari 2024 – Strafzaak tegen CH

(Zaak C-15/24, Stachev1 )

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Sofiyski rayonen sad

Partij in de strafzaak

CH

Prejudiciële vragen

1.    Is het verenigbaar met artikel 12, lid 2, van richtlijn 2013/48/EU1 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming, gelezen in samenhang met artikel 47, eerste alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, wanneer de rechter die onderzoekt of er sprake is van een gegrond vermoeden dat de beklaagde betrokken was bij een aan hem ten laste gelegd strafbaar feit teneinde een beslissing te nemen over het bevel tot of de uitvoering van een passende veiligheidsmaatregel, op grond van een nationale regeling en rechtspraak de mogelijkheid wordt ontnomen om na te gaan of de bewijzen zijn verkregen in strijd met het recht van de beklaagde op toegang tot een advocaat overeenkomstig deze richtlijn toen de beklaagde in verdenking werd gesteld en zijn recht van vrij verkeer door de politiediensten werd beperkt?

2.    Is aan het vereiste van eerbiediging van de rechten van de verdediging en het eerlijke verloop van de procedure in de zin van artikel 12, lid 2, van richtlijn 2013/48 voldaan, wanneer de rechter die onderzoekt of de veiligheidsmaatregel passend is, bij het vormen van zijn persoonlijke overtuiging rekening houdt met bewijzen die in strijd met de vereisten van de richtlijn zijn verkregen toen de persoon in verdenking werd gesteld en zijn recht van vrij verkeer door de politiediensten werd beperkt?

3.    Heeft de uitsluiting van in strijd met richtlijn 2013/48 verkregen bewijzen door de rechter die ondanks een andersluidende instructie van een hogere rechter onderzoekt of de veiligheidsmaatregel passend is, negatieve gevolgen voor de vereisten van artikel 12, lid 2, van deze richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 47, eerste en tweede alinea, van het Handvest, betreffende het eerlijke verloop van de procedure, en kan dat twijfel oproepen over de onpartijdigheid van de rechter?

4.    Heeft de in artikel 3, lid 6, onder b), van richtlijn 2013/48 vastgestelde mogelijkheid om in uitzonderlijke omstandigheden in de fase van het voorbereidende onderzoek tijdelijk af te wijken van de toepassing van het recht op toegang tot een advocaat indien onmiddellijk optreden door de onderzoeksautoriteiten noodzakelijk is om te voorkomen dat de strafprocedure substantiële schade wordt toegebracht, rechtstreekse werking in de betrokken lidstaat van de Unie, wanneer deze bepaling niet in het nationale recht van deze lidstaat is omgezet?

5.    Zijn de waarborgen van artikel 9, lid 1, onder a) en b), gelezen in samenhang met overweging 39 van richtlijn 2013/48 geëerbiedigd wanneer er weliswaar een schriftelijke verklaring van een verdachte bestaat dat hij afstand doet van het recht op toegang tot een advocaat, maar de verdachte analfabeet is en niet is geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van een afstand van dat recht en hij later in rechte aanvoert dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van het door hem ondertekende document toen zijn recht van vrij verkeer door de politiediensten werd beperkt?

6.    Ontheft het feit dat de verdachte bij zijn aanhouding afstand heeft gedaan van zijn recht op toegang tot een advocaat overeenkomstig de bepalingen van richtlijn 2013/48, de autoriteiten van hun verplichting om hem direct voorafgaand aan de uitvoering van enig andere onderzoeksmaatregel waarbij hij is betrokken, te informeren over het recht op toegang tot een advocaat en de mogelijke gevolgen van een eventuele afstand van dat recht?

____________

1 Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 PB 2013, L 294, blz. 1.