Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 19 augustus 2003 ingesteld door British United Provident Association Limited, BUPA Insurance Limited en BUPA Ireland Limited tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-289/03)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 19 augustus 2003 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door British United Provident Association Limited, Londen (Verenigd Koninkrijk), BUPA Insurance Limited, Londen (Verenigd Koninkrijk), en BUPA Ireland Limited, Dublin (Ierland), alle vertegenwoordigd door N. Green, QC, K. Bacon, barrister, B. Amory, laywer, en J. Burke, barrister.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(nietig te verklaren beschikking C(2003)1322 def. van de Commissie van 13 mei 2003;

(de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster is een particuliere ziektekostenverzekeraar in Ierland. In de bestreden beschikking heeft de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen de risicoverdelingsregeling die de Ierse autoriteiten op de Ierse markt voor particuliere ziektekostenverzekeringen willen invoeren. Volgens verzoekster heeft de regeling tot gevolg dat aan de voornaamste ziektekostenverzekeraar, de Voluntary Health Insurance Board, subsidie wordt verleend; de subsidie zou gefinancierd worden uit een heffing op verzoekster.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster om te beginnen aan dat de Commissie artikel 87, lid 1, EG onjuist heeft toegepast. Verzoekster stelt dat de Commissie van mening was dat de risicoverdelingsregeling in beginsel aan de voorwaarden voor steun overeenkomstig artikel 87, lid 1, EG voldeed. Zij kwam echter tot de conclusie dat de regeling de Voluntary Health Insurance Board compenseerde voor openbaredienstverplichtingen.

Volgens verzoekster heeft de Commissie de controle van de compensatie van openbare dienstverplichtingen, zoals deze in de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie(1) is geformuleerd, onjuist toegepast. Verzoekster stelt dat de door de Commissie geïdentificeerde verplichtingen de aan de particuliere ziektekostenverzekeraars in Ierland gestelde vereisten waren om te voldoen aan de beginselen van onbeperkte aansluiting, gemeenschapstarifering, minimumuitkeringen en levenslange dekking. Deze zijn volgens verzoekster niet aan te merken als openbaredienstverplichtingen of verplichtingen op basis van het verrichten van diensten van algemeen economisch belang. Deze verplichtingen vormen veeleer een algemene regeling van de markt voor particuliere ziektekostenverzekeringen, die voor alle verzekeraars geldt. Verzoekster betoogt voorts dat de Commissie niet heeft onderzocht, of deze verplichtingen een financiële last voor de Voluntary Health Insurance Board vormden.

Verzoekster stelt dat de andere grondslag van de Commissie voor de bestreden beschikking was dat de risicoverdelingsregeling uit hoofde van artikel 86, lid 2, EG kon worden goedgekeurd. Verzoekster stelt dat de Commissie heeft verzuimd te waarborgen dat aan de voorwaarden voor goedkeuring uit hoofde van dat artikel was voldaan. Volgens verzoekster waren de betrokken verplichtingen op het gebied van particuliere ziektekostenverzekeringen geen diensten van algemeen economisch belang. Voorts betoogt verzoekster dat de argumenten van de Commissie betreffende noodzaak en evenredigheid zowel op onjuiste redeneringen als op kennelijk onjuiste feiten waren gebaseerd. Verzoekster stelt ook dat de Commissie niet heeft onderzocht of de regeling de ontwikkeling van de handel in strijd met de gemeenschapsbelangen zou aantasten.

Verzoekster betoogt voorts dat de Commissie ten onrechte niet heeft onderzocht, of de risicoverdelingsregeling inbreuk maakte op artikel 82 EG, gelezen in samenhang met artikel 86, lid 1, EG, de artikelen 43 EG en 49 EG en richtlijn 92/49/EEG van de Raad(2).

Ten slotte betoogt verzoekster dat de Commissie een formele onderzoeksprocedure volgens artikel 88, lid 2, EG had moeten inleiden aangezien de door verzoekster aangevoerde argumenten feitelijk en rechtens, en de vereiste economische analyse ingewikkeld waren.

____________

1 - ) (Arresten Hof van 22 november 2001, Ferring (C-53/00, Jurispr. blz. I-9067), en 24 juli 2003, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg (C-280/00, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).

2 - ) (Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) (PB L 228, blz. 1).