Language of document : ECLI:EU:T:2005:78

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN DE DERDE KAMER (UITGEBREID) VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG

4 maart 2005 (*)

„Interventie – Vertrouwelijkheid”

In zaak T‑289/03,

British United Provident Association Ltd (BUPA), gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),

BUPA Insurance Ltd, gevestigd te Londen,

BUPA Ireland Ltd, gevestigd te Dublin (Ierland),

vertegenwoordigd door N. Green, QC, K. Bacon en J. Burke, barristers, en B. Amory, advocaat,

verzoeksters,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, aanvankelijk vertegenwoordigd door J. Flett, vervolgens door N. Khan als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

ondersteund door

Koninkrijk der Nederlanden, vertegenwoordigd door N. Bel als gemachtigde,

Ierland, vertegenwoordigd door D. O’Hagan als gemachtigde, bijgestaan door G. Hogan, SC, en E. Regan, barrister, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

en

Voluntary Health Insurance Board (VHI), gevestigd te Dublin, vertegenwoordigd door D. Collins, G. FitzGerald en D. Clarke, solicitors,

interveniënten,

betreffende nietigverklaring van beschikking C (2003) 1322 def. van de Commissie van 13 mei 2003 inzake de risicoverdelingsregeling op de Ierse markt voor ziektekostenverzekeringen (steunmaatregel nr. 46/2003 - Ierland),

geeft

DE PRESIDENT VAN DE DERDE KAMER (UITGEBREID) VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG,

griffier: H. Jung,

de navolgende

Beschikking

 Feiten en procesverloop

1        Bij op 20 augustus 2003 ter griffie van het Gerecht ingeschreven verzoekschrift hebben verzoeksters beroep ingesteld tot nietigverklaring van beschikking C(2003)1322 def. van de Commissie van 13 mei 2003 inzake een risicoverdelingsregeling („Risk equalisation scheme”; hierna: „RES”) op de Ierse markt voor ziektekostenverzekeringen (steunmaatregel N 46/2003 – Ierland).

2        Daarbij heeft de Commissie besloten om geen bezwaar te maken tegen de RES, die haars inziens niet de kenmerken van een steunmaatregel in de zin van artikel 87, lid 1, EG vertoonde. Blijkens de bestreden beschikking voorzag deze regeling in wezen in een systeem van parafiscale heffingen ter harmonisering van het risiconiveau dat de marktdeelnemers lopen op de markt van de aanvullende ziektekostenverzekering, die sinds begin de jaren negentig in Ierland is geliberaliseerd.

3        Bij afzonderlijke akten, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 27 november 2003, 12 december 2003 respectievelijk 17 december 2003, hebben Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden en de Voluntary Health Insurance Board (Raad van de particuliere ziektekostenverzekering; hierna: „VHI”) verzocht om toelating tot interventie ter ondersteuning van verweersters conclusies. De interventieverzoeken zijn betekend aan verzoeksters en verweerster.

4        Bij brieven van 4 december 2003 en 22 januari 2004 heeft verweerster meegedeeld, met betrekking tot de interventie van Ierland en het Koninkrijk der Nederlanden geen opmerkingen te hebben en niet om vertrouwelijke behandeling te verzoeken. Bij brief van 7 januari 2004 heeft verweerster het Gerecht meegedeeld dat de VHI haars inziens als interveniënt moest worden toegelaten en dat er geen reden was jegens hem enig bestanddeel van het dossier uit te sluiten.

5        Bij brieven van 5 januari en 22 januari 2004 hebben verzoeksters meegedeeld geen opmerkingen over de interventieverzoeken van Ierland en het Koninkrijk der Nederlanden te hebben. Bij brief van 3 februari 2004 hebben verzoeksters evenwel geconcludeerd tot afwijzing van het interventieverzoek van de VHI.

6        Bij afzonderlijke akten, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 5 januari, 22 januari respectievelijk 3 februari 2004, hebben verzoeksters krachtens artikel 116, lid 2, van het Reglement van procesvoering van het Gerecht verzocht om vertrouwelijke behandeling jegens de drie interveniënten van een aantal bestanddelen van het verzoekschrift, met inbegrip van de bijlagen erbij; deze verzoeken zijn inhoudelijk in wezen identiek.

7        Bij beschikkingen van 3 februari en 2 april 2004 [beschikking president van de Derde kamer (uitgebreid) van het Gerecht van 2 april 2004, BUPA e.a./Commissie, T‑289/03, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie] heeft de president van de Derde kamer (uitgebreid) van het Gerecht enerzijds Ierland en het Koninkrijk der Nederlanden en anderzijds de VHI toegelaten tot interventie in de onderhavige procedure ter ondersteuning van verweersters conclusies. Bovendien heeft de president besloten de interveniënten een termijn te stellen voor de indiening van hun opmerkingen over de verzoeken om vertrouwelijke behandeling, en zijn beslissing over de gegrondheid van deze verzoeken aangehouden (punt 3 van het dictum van deze beschikkingen).

8        Bij brieven van 5 april 2004 heeft de griffier van het Gerecht elk van interveniënten onder meer de niet-vertrouwelijke versie van het verzoekschrift met de bijlagen betekend en hen uitgenodigd tegen 28 april 2004 eventuele bezwaren tegen de verzoeken om vertrouwelijke behandeling van de voorlopig uitgesloten bestanddelen te maken.

9        Bij brief van 27 april 2004 heeft de VHI het Gerecht met betrekking tot het door verzoeksters ingediende verzoek om vertrouwelijke behandeling jegens hem meegedeeld geen bezwaren tegen de uitsluiting van de betrokken bestanddelen te hebben. Het Koninkrijk der Nederlanden heeft de brief van het Gerecht van 5 april 2004 niet beantwoord.

10      Bij brief van 28 april 2004 heeft Ierland bezwaren tegen het verzoek van verzoeksters om vertrouwelijke behandeling gemaakt en het Gerecht verzocht hem alle processtukken mee te delen.

 De verzoeken om vertrouwelijke behandeling

11      De VHI en het Koninkrijk der Nederlanden hebben uitdrukkelijk of stilzwijgend afgezien verzet tegen de ontoegankelijkheid van bepaalde bestanddelen van het dossier. Er hoeft dus niet meer te worden beslist op de hun betreffende verzoeken van verzoeksters om vertrouwelijke behandeling. De onderhavige beschikking betreft dus alleen het verzoek om vertrouwelijke behandeling jegens Ierland.

12      Verzoeksters verzoeken om vertrouwelijke behandeling jegens Ierland van een aantal passages in hun verzoekschrift en in de bijlagen daarbij, die, naar zij stellen, vertrouwelijke inlichtingen en gevoelige zakengeheimen bevatten, met name jegens hun enige concurrent, de VHI. Huns inziens moeten deze passages van het aan Ierland mee te delen dossier worden uitgesloten omdat zij het volgende bevatten:

–        bijzonderheden over vertrouwelijke besprekingen met de Health Insurance Authority (hierna: „HIA”), de Ierse instantie waaraan krachtens de Health Insurance Acts 1994-2003 een aantal bevoegdheden inzake controle, uitvoering en advies aan de Ierse regering in het kader van de nationale regeling inzake particuliere ziektekostenverzekeringen zijn verleend;

–        gegevens op basis van een raming van de mogelijke lasten van de RES voor BUPA Ireland in verhouding tot de winsten uit haar activiteiten in Ierland;

–        informatie over een mogelijke terugtrekking van BUPA Ireland uit de Ierse markt alsook over haar waarschijnlijke handelsstrategie na de invoering van de RES.

13      Volgens verzoeksters gaat het meer concreet om de volgende passages:

–        het volledige punt 11 van het verzoekschrift (blz. 6-7);

–        de laatste zin van het eerste punt van de samenvatting van het verzoekschrift (blz. 58);

–        de laatste zin van punt 150 van het verzoekschrift (blz. 44);

–        het gedeelte van punt 94, dat begint met „To that end, ...” en eindigt met „cost of claims”, en de punten 95 en 96 van de getuigenverklaring van M. O’Rourke, bijlage 22 bij het verzoekschrift (blz. 1392 en 1393);

–        de laatste zin van punt 99 van de getuigenverklaring van O’Rourke (blz. 1394);

–        het eerste streepje van afdeling 4.5 van het rapport van Nera Economic Consulting (hierna: „NERA-rapport”), dat begint met „Impact on BUPA ...” en eindigt met „monopoly provider” in bijlage 23 bij het verzoekschrift (blz. 1425);

–        de laatste zin van het tweede streepje van afdeling 4.5 van het NERA‑rapport, die begint met het „Like BUPA ...” en eindigt met „the Irish market” (blz.  1425);

–        de laatste zin van afdeling 4.6 van het NERA-rapport, die begint met „In meetings ...” en eindigt met „cost of claims” (blz. 1427);

–        het gedeelte van afdeling 5.2 van het NERA-rapport, dat begint met „Foreign PMI providers ...” en eindigt met „efficient competitor of the VHIB”, dat een aanhaling uit de getuigenverklaring van O’Rourke is (blz. 1430).

14      Voorts wordt verzocht om vertrouwelijke behandeling van de tabellen 2.1 en 2.2 van het NERA-rapport (blz. 1404), omdat zij gegevens over de inkomsten van BUPA Ireland en de frequentie van de vergoedingsaanvragen bevatten.

15      Ierland betwist dat de inlichtingen in voormelde documenten commercieel gezien wezenlijk gevoelig of vertrouwelijk zijn. Voorts acht Ierland de toegang tot deze inlichtingen onontbeerlijk om zijn standpunt over de wezenlijke vragen in het onderhavige geding nuttig te kunnen verdedigen en de verklaringen van verzoeksters te weerleggen.

16      In de eerste plaats, met betrekking tot de „waarschijnlijke” handelsstrategie van BUPA Ireland als reactie op de uitvoering van de RES, stelt Ierland dat deze strategie, die onzeker is en afhangt van een toekomstige beslissing van BUPA Ireland, niet vertrouwelijk kan zijn. Bovendien hebben verzoeksters niet verzocht om vertrouwelijke behandeling van het verweerschrift, waarvan punt 16 verwijst naar een daarover ingenomen standpunt. Ten slotte is als gevolg van publieke verklaringen van verzoeksters zelf over de invloed van de RES op hun activiteiten reeds uitvoerig bericht in de Ierse media, zoals in artikelen van de Irish Independent van 24 juni 2002, de Irish Medical News van 29 oktober 2002, en in het perscommuniqué van BUPA Ireland van 30 juni 2003 op haar internetsite.

17      In de tweede plaats, wat de gestelde vertrouwelijkheid van de winsten van BUPA Ireland betreft, stelt Ierland dat sommige cijfers over haar financiële resultaten reeds zijn bekendgemaakt door de mededeling van punt 16 van het verweerschrift aan interveniënten, waartegen verzoeksters zich niet hebben verzet. Voorts, aldus Ierland, is toegang tot alleen de omzetcijfers van BUPA Ireland, zonder inlichtingen over haar lasten, waaronder vergoedingsaanvragen en administratieve kosten, hoe dan ook onvoldoende, aangezien de rentabiliteit van BUPA Ireland en nog meer de ontwikkeling van het claimgedrag van de verzekerden in casu essentieel zijn. Wat meer bepaald bijlage 23 bij het verzoekschrift (blz. 1404), dat wil zeggen de tabellen 2.1 en 2.2 van het NERA-rapport, betreft, stelt Ierland dat de winstcijfers van BUPA Ireland reeds aan de Ierse autoriteiten zijn meegedeeld.

18      In de derde plaats, met betrekking tot de ramingen door BUPA Ireland van de mogelijke omvang van haar verbintenissen na de invoering van de RES, merkt Ierland op dat deze reeds op de internetsite, www.bupaireland.ie//whatsnew/papers, en in een artikel van de Sunday Business Post van 18 januari 2004 zijn gepubliceerd. Aangezien het bodemgeschil vragen zoals de evenredigheid van de RES en de invloed ervan op de mededinging betreft, dienen interveniënten ten minste toegang te hebben tot beperkte financiële inlichtingen over BUPA Ireland, zoals die in het verzoekschrift.

19      Ten slotte, wat de gegevens betreft die tussen BUPA Ireland en de HIA zijn besproken, merkt Ierland op dat deze in de pers of in het verweerschrift reeds openbaar zijn gemaakt en dus geen bijzondere bescherming behoeven. Bovendien heeft het verschaffen van het toegang tot de gegevens over de eerdere besprekingen tussen BUPA Ireland en de HIA geen enkel gevolg voor de openheid van toekomstige besprekingen tussen deze gesprekspartners.

20      Ierland leidt daaruit af dat de door het verzoek om vertrouwelijke behandeling gedekte inlichtingen hem volledig moeten worden meegedeeld.

21      Artikel 116, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering bepaalt:

„Indien de tussenkomst waartoe het verzoek is gedaan binnen de in artikel 115, lid 1, bedoelde termijn van zes weken, wordt toegestaan, ontvangt de interveniënt afschriften van alle aan partijen betekende processtukken. Op verzoek van een partij kan de president evenwel toezending van afschriften van geheime of vertrouwelijke stukken weigeren.”

22      Ingevolge artikel 116, lid 2, eerste zin, van het Reglement voor de procesvoering worden in beginsel alle aan de partijen betekende processtukken toegezonden aan de interveniënten. Enkel bij wijze van afwijking van dit beginsel voorziet de tweede zin van deze bepaling in de mogelijkheid om bepaalde processtukken vertrouwelijk te behandelen, waardoor de verplichting tot toezending aan de interveniënten ten aanzien van die stukken vervalt (beschikking Gerecht van 4 april 1990, Hilti/Commissie, T‑30/89, Jurispr. blz. II‑163, gedeeltelijke publicatie, punt 10).

23      Om de voorwaarden te bepalen waaronder van deze afwijking gebruik kan worden gemaakt, moet voor elk processtuk of passage daarin waarvoor vertrouwelijke behandeling wordt gevraagd, het rechtmatige belang van de verzoeker bij bescherming van zijn commerciële belangen worden afgewogen tegen het even rechtmatige belang van de interveniënt om over alle informatie te beschikken die hij nodig heeft om zijn rechten ten volle te doen gelden en zijn standpunt voor de gemeenschapsrechter uiteen te zetten (zie bijvoorbeeld beschikkingen Gerecht Hilti/Commissie, reeds aangehaald, punt 11; 6 februari 1995, Auditel/Commissie, T‑66/94, Jurispr. blz.. II‑239, punt 31, en 3 juni 1997, Gencor/Commissie, T‑102/96, Jurispr. blz. II‑879, punt 12).

24      Het is ook vaste rechtspraak dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling van gegevens die onder het zakengeheim vallen, in het algemeen dient te worden ingewilligd (zie bijvoorbeeld beschikkingen Gerecht van 19 februari 1993, Langnese-Iglo en Schöller Lebensmittel/Commissie, T‑7/93 R en T‑9/93 R, Jurispr. blz. II‑131, punt 19, en 21 juni 1999, Büchel & Co. Fahrzeugteilefabrik/Raad, T‑74/94, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 8).

25      Bovendien kan van het beginsel van artikel 116, lid 2, eerste zin, van het Reglement voor de procesvoering slechts worden afgeweken na onderzoek van de vertrouwelijkheid van elk processtuk waarvoor een naar behoren gemotiveerd verzoek om vertrouwelijke behandeling is ingediend. Met name met het oog op dit onderzoek bepaalt artikel 5, lid 4, eerste alinea, van de instructies voor de griffier van het Gerecht van 3 maart 1994 (PB L 78, blz. 32, laatstelijk gewijzigd op 5 juni 2002, PB L 160, blz. 1), dat in een verzoek om vertrouwelijke behandeling van bepaalde dossiergegevens de gegevens of passages waarvoor vertrouwelijke behandeling wordt gevraagd, nauwkeurig worden aangeduid, en de vertrouwelijkheid ervan wordt gemotiveerd (beschikking Gerecht van 5 augustus 2003, Glaxo Wellcome/Commissie, T‑168/01, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 36 en 37).

26      Om te beginnen dient dus te worden onderzocht of de gegevens waarvoor vertrouwelijke behandeling wordt gevraagd, jegens Ierland als zakengeheimen of vertrouwelijke inlichtingen kunnen worden gekwalificeerd. Slechts indien dit het geval is, dienen de rechtmatige belangen van de partijen bij de procedure volgens voormelde beginselen tegen elkaar te worden afgewogen.

 De gestelde vertrouwelijkheid van de besprekingen met de HIA en de gegevens over de economische activiteit van BUPA Ireland

27      Aangezien de besprekingen tussen BUPA Ireland en de HIA, zoals beschreven in het verzoekschrift en de bijlagen daarbij, met name gegevens over de economische activiteit van BUPA Ireland en de invloed van de eventuele invoering van de RES op deze activiteit betreffen, dienen deze twee aspecten van het verzoek om vertrouwelijke behandeling samen te worden behandeld.

28      Ten aanzien van de gestelde vertrouwelijkheid en de noodzaak de openheid van de besprekingen tussen BUPA Ireland en de HIA te garanderen, is om te beginnen van belang dat de HIA een Iers overheidsorgaan is, opgericht bij de Health Insurance Acts 1994-2003, waaraan de nationale wetgever een aantal bevoegdheden inzake de controle en de toepassing van de nationale regeling inzake particuliere ziektekostenverzekering alsmede een adviesfunctie op dit gebied heeft verleend. Vaststaat ook dat de HIA overeenkomstig voormelde nationale wetgeving specifieke bevoegdheden voor de in‑ en uitvoering van de RES heeft. Dit omvat de taak, alle wezenlijke feitelijke gegevens over de werking van de particuliere ziektekostenverzekeringsmarkt te verzamelen, te beoordelen en in de vorm van een rapport aan de bevoegde minister mee te delen, zodat de relevantie van de invoering van de RES kan worden beoordeeld. Zoals met name blijkt uit de passages van het verzoekschrift waarvoor verzoeksters het Gerecht vertrouwelijke behandeling jegens Ierland vragen, heeft de HIA nu juist in de uitoefening van deze regulerende en administratieve functies, namelijk de eventuele invoering van de RES, informele vergaderingen met BUPA Ireland gehouden om de invloed van de nieuwe regeling op deze laatste te bespreken.

29      Aangezien de HIA als overheidsorgaan jegens Ierland verantwoordelijk is voor de behoorlijke uitvoering van de betrokken nationale regeling, volgt uit het voorgaande dat noch het bestaan als zodanig van informele contacten met de HIA, noch de naar aanleiding daarvan door BUPA Ireland verstrekte inlichtingen over de mogelijke gevolgen voor haar van de uitvoering van de RES niet als vertrouwelijke gegevens jegens Ierland kunnen worden beschouwd.

30      Voorts volgt uit het verzoek om vertrouwelijke behandeling jegens Ierland, dat in grote mate overeenkomt met de verzoeken betreffende de VHI en het Koninkrijk der Nederlanden, dat verzoeksters in het bijzonder jegens de VHI, hun enige concurrent op de Ierse markt van de particuliere ziektekostenverzekering, veeleer dan tegen Ierland zelf de vertrouwelijkheid van bepaalde dossiergegevens proberen te beschermen.

31      Zoals de president van de Derde kamer (uitgebreid) van het Gerecht in zijn beschikking BUPA e.a./Commissie (zie boven, punt 7) reeds heeft opgemerkt, bestaan weliswaar wettelijke banden tussen de Ierse staat en de VHI doordat in het bijzonder de Ierse minister voor Volksgezondheid een beslissende invloed op de samenstelling van de raad van bestuur ervan heeft en hem om alle inlichtingen betreffende zijn activiteiten kan verzoeken. Derhalve valt een zekere aanpassing van het algemeen beheer van de VHI aan de politieke lijn van de bevoegde Ierse minister en bijgevolg een zekere overeenstemming tussen de algemene standpunten van de VHI en Ierland niet uit te sluiten. Daaruit kan evenwel niet worden afgeleid dat de respectieve interventies in de onderhavige procedure van Ierland en de VHI noodzakelijkerwijs volledig met elkaar overeenstemmen (zie beschikking BUPA e.a./Commissie, reeds aangehaald, punt 9) zodat de interveniënten alle – zelfs vertrouwelijke – informatie betreffende de lopende zaak onderling zouden kunnen uitwisselen. Bovendien hebben verzoeksters, behalve dat de VHI een orgaan is waarop de Ierse staat een bepaalde controle uitoefent, niets relevants gesteld dat de conclusie wettigt dat de VHI of zijn raad van bestuur toegang zou kunnen hebben tot gevoelige informatie die aan Ierland eventueel zou worden meegedeeld in de onderhavige procedure.

32      Indien interveniënten bepaalde inlichtingen zouden uitwisselen die het Gerecht na bezwaar van de tegenpartij hun op individuele basis en alleen voor de verdediging van hun rechtmatige belangen in de onderhavige procedure meedeelt, dan zou dit hoe dan ook ontoelaatbaar zijn en ernstig afbreuk doen aan de vereisten van een goede rechtsbedeling alsook, voorzover een lidstaat daarbij betrokken zou zijn, aan de loyaliteitsplicht van artikel 10 EG.

33      Bijgevolg moet het verzoek om vertrouwelijke behandeling van de passages die de inhoud van de besprekingen tussen BUPA Ireland en de HIA weergeven, met inbegrip van de gegevens over de economische activiteit van BUPA Ireland die op deze vergaderingen door deze laatste aan de HIA zijn meegedeeld, worden afgewezen. Er hoeft dus niet te worden beslist of sommige van deze gegevens hun vertrouwelijk karakter hoe dan ook reeds hadden verloren na de in de Ierse media verschenen artikelen en de vermelding ervan door verweerster in haar verweerschrift, waartegen verzoeksters zich niet hebben verzet.

 De gestelde vertrouwelijkheid van de inlichtingen over de mogelijkheid dat BUPA Ireland zich uit de Ierse markt terugtrekt, alsook over haar waarschijnlijke handelsstrategie na de uitvoering van de RES

34      Wat betreft het gevaar dat BUPA Ireland zich na de invoering van de RES uit de Ierse markt zou moeten terugtrekken, heeft Ierland terecht gesteld dat de Ierse media, met name op instigatie van BUPA Ireland zelf uitvoerig over dit gevaar hebben bericht, zoals blijkt uit de in de Irish Independent van 24 juni 2002 en Irish Medical News van 29 oktober 2002 verschenen artikelen. De betrokken passages van het verzoekschrift en de bijlagen daarbij komen in wezen overeen met de vaststellingen in de Ierse pers. Deze vaststellingen zijn dus hoe dan ook niet langer vertrouwelijk en verdienen geen specifieke bescherming door het Gerecht. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van verzoeksters over hun geplande handelsstrategie na de invoering van de RES, aangezien deze strategie juist in een eventuele terugtrekking uit de Ierse markt bestaat.

35      Bijgevolg moeten de verzoeken om vertrouwelijke behandeling van de verklaringen betreffende het gevaar dat BUPA Ireland zich uit de Ierse markt zal moeten terugtrekken en betreffende haar waarschijnlijke handelsstrategie na de uitvoering van de RES worden afgewezen.

 De gestelde vertrouwelijkheid van de gegevens in de tabellen 2.1 en 2.2 van het NERA-rapport

36      Met betrekking tot de gegevens in de tabellen 2.1 en 2.2 van het NERA-rapport stellen verzoeksters in wezen dat zij „uitvoerige operationele inlichtingen”, met inbegrip van bijzonderheden over de inkomsten van BUPA en de frequentie van de vergoedingsaanvragen, aan het licht brengen, waarvan bekendmaking „samen met andere inlichtingen” de mogelijkheid kan bieden haar rentabiliteit te beoordelen.

37      Om te beginnen dient te worden opgemerkt dat uit de dossierstukken niet blijkt of BUPA Ireland en de HIA de inlichtingen in voormelde tabellen reeds onderling hebben besproken, in welk geval ze hoe dan ook niet langer vertrouwelijk jegens Ierland zouden zijn (zie boven, punten 26 en volgende). Bovendien behoren de door NERA in deze tabellen behandelde gegevens onbetwistbaar tot de handelsactiviteit van BUPA Ireland op de Ierse markt van de particuliere ziektekostenverzekering, zodat zij in beginsel zakengeheimen kunnen vormen.

38      Anderzijds bevatten voormelde tabellen duidelijk slechts in grafiekvorm weergegeven getotaliseerde gegevens over de handelsactiviteiten van BUPA Ireland in 2002, zoals met name de gemiddelde leeftijd van de bij BUPA Ireland verzekerden, de voor „BUPA-plannen” betaalde premies en de frequentie van de vergoedingsaanvragen. Verzoeksters hebben niet overtuigend aangetoond hoe een derde uit deze getotaliseerde gegevens, die bovendien reeds enigszins verouderd zijn, concrete inlichtingen over de omzet, de boekhouding en tenslotte de huidige rentabiliteit van BUPA Ireland zou kunnen afleiden, die hun handelsbelangen zouden kunnen schaden (zie ook beschikking Gerecht van 19 juni 1996, NMH Stahlwerke e.a./Commission, T‑134/94, T‑136/94–T‑138/94, T‑141/94, T‑145/94, T‑147/94, T‑148/94, T‑151/94 T‑156/94 en T‑157/94, Jurispr. blz. II‑537, punt 24). Ten slotte preciseren verzoeksters evenmin hoe de combinatie van deze gegevens „met andere inlichtingen”, waarvan zij de eventuele inhoud niet specificeren, een beeld kan geven van de rentabiliteit van de huidige handelsactiviteit van BUPA Ireland.

39      Derhalve dient het verzoek van verzoeksters om de tabellen 2.1 en 2.2 van het NERA-rapport uit te sluiten van de aan Ierland mee te delen stukken, te worden afgewezen. Het argument van Ierland dat een nog ruimere toegang tot de gegevens over de economische prestaties van BUPA Ireland in het kader van deze procedure noodzakelijk is, houdt duidelijk geen verband met het verzoek om vertrouwelijke behandeling, dat hier aan de orde is, en kan dus niet worden aanvaard.

 Kosten

40      De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

DE PRESIDENT VAN DE DERDE KAMER (UITGEBREID) VAN HET GERECHT

beschikt:

1)      Er hoeft niet te worden beslist over de gegrondheid van de verzoeken van verzoeksters van 22 januari 2004 en 3 februari 2004 om vertrouwelijke behandeling jegens het Koninkrijk der Nederlanden en de Voluntary Health Insurance Board.

2)      Het verzoek van verzoeksters om vertrouwelijke behandeling jegens Ierland wordt afgewezen.

3)      Een volledige versie van de processtukken, zoals door verzoeksters aan het Gerecht overgelegd, zal aan Ierland worden betekend.

4)      Interveniënten zal een termijn voor de indiening van een memorie in interventie worden gesteld.

5)      De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Luxemburg, 4 maart 2005.

De griffier

 

      De president van de Derde kamer

H. Jung

 

      M. Jaeger


* Procestaal: Engels.