Language of document : ECLI:EU:T:2024:100

Zaak T38/21

Inivos Ltd
en
Inivos BV

tegen

Europese Commissie

 Arrest van het Gerecht (Eerste kamer – uitgebreid) van 21 februari 2024

„Overheidsopdrachten – Onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht – Levering van desinfectierobots aan Europese ziekenhuizen – Dwingende spoed – COVID-19 – Geen deelname van verzoeksters aan de aanbestedingsprocedure – Beroep tot nietigverklaring – Niet individueel geraakt – Contractuele aard van het geschil – Niet-ontvankelijkheid – Aansprakelijkheid”

1.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Voorbereidende handelingen – Daarvan uitgesloten – Besluit van de Commissie om gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263 VWEU)

(zie punten 21‑24, 29‑31, 33)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Besluit van de Commissie om een opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht – Daaronder begrepen

(Art. 263 VWEU)

(zie punten 37, 39‑41)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Procesbelang – Beroep dat de verzoekende partij een voordeel kan opleveren – Beroep dat is ingesteld door een onderneming die actief is op de markt waarvoor er een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht is opgestart – Grondslag voor een eventueel beroep tot schadevergoeding – Voortbestaan van het procesbelang

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

(zie punten 42, 45, 47, 54, 56, 57)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Rechtstreeks geraakt – Criteria – Besluit van de Commissie om een opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht – Rechtstreeks geraakt zijn van de verzoeker die niet heeft ingeschreven op de aanbesteding en die actief is op de betrokken markt

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

(zie punten 60‑67)

5.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Individueel geraakt – Criteria – Besluit van de Commissie om een opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht – Beroep dat is ingesteld door een onderneming die niet is uitgenodigd om in te schrijven en die niet aantoont dat zij in staat is te voldoen aan de criteria die zijn gehanteerd om de ondernemingen te selecteren die zijn uitgenodigd – Niet individueel geraakt – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

(zie punten 68‑79)

6.      Beroep tot nietigverklaring – Beroep dat in werkelijkheid een geschil inzake een overeenkomst betreft – Beroep tegen een besluit van de Commissie om raamovereenkomsten te sluiten met de geselecteerde inschrijvers – Onbevoegdheid van de Unierechter – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263 VWEU)

(zie punten 81‑84)

Samenvatting

Het Gerecht, dat uitspraak doet in een uitgebreide formatie met vijf rechters, verklaart het beroep niet-ontvankelijk waarbij verzoeksters – Inivos Ltd en Inivos BV – onder meer nietigverklaring vorderden van drie besluiten van de Europese Commissie die betrekking hadden op de gunning van een overheidsopdracht van de Unie voor de aankoop van desinfectierobots. In zijn arrest verduidelijkt het Gerecht de voorwaarden waaronder het beroep ontvankelijk is dat wordt ingesteld door een onderneming die niet is uitgenodigd om deel te nemen aan een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht (hierna: „OPZVB”), en dat strekt tot nietigverklaring van het gunningsbesluit dat is genomen in het kader van die procedure.

Op grond van spoedeisendheid wegens de COVID-19-crisis heeft de Commissie besloten om gebruik te maken van de OPZVB voor de aankoop van 200 autonome desinfectierobots die werken met uv-stralen en die moesten worden ingezet in Europese ziekenhuizen.(1) Dankzij een vooraf gehouden marktconsultatie waren zes leveranciers gevonden – waar verzoeksters niet bij waren – die voldeden aan vooraf bepaalde criteria en die door de Commissie zijn uitgenodigd om een offerte in te dienen in het kader van de OPZVB. De Commissie heeft besloten om die opdracht te gunnen aan twee van die leveranciers, met wie zij de raamovereenkomsten betreffende de desinfectierobots heeft gesloten.

Naar aanleiding van het gunningsbericht van 9 december 2020 – waaruit bleek dat de litigieuze raamovereenkomsten waren gesloten op 19 november 2020 – hebben verzoeksters een beroep ingesteld dat strekte tot nietigverklaring van het besluit om gebruik te maken van een OPZVB, het besluit om deze opdracht te gunnen (hierna: „bestreden gunningsbesluit”) en het besluit om de raamovereenkomsten te sluiten met de twee geselecteerde ondernemingen, en hebben zij daarnaast een beroep tot schadevergoeding ingesteld.

Beoordeling door het Gerecht

Bij zijn beoordeling van de ontvankelijkheid van de vordering tot nietigverklaring van het bestreden gunningsbesluit, spreekt het Gerecht zich onder meer uit over de procesbevoegdheid van verzoeksters.(2)

Het Gerecht onderzoekt om te beginnen of het bestreden gunningsbesluit verzoeksters rechtstreeks raakt. Het stelt ten eerste vast dat dit besluit tot gevolg had dat verzoeksters definitief de mogelijkheid werd ontnomen om aan de OPZVB deel te nemen en dat zij daarvan dus werden uitgesloten. Dat besluit had dan ook rechtstreekse gevolgen voor hun rechtspositie. Het Gerecht wijst erop dat verzoeksters moeten aantonen dat zij als marktdeelnemers actief zijn op de betrokken markt en is van oordeel dat zij voldoende hebben aangetoond dat zij actief waren op de markt voor autonome desinfectierobots die werken met uv-stralen.

Ten tweede is de opdracht in kwestie bij het bestreden gunningsbesluit met onmiddellijke en dwingende werking gegund aan twee ondernemingen. Aangezien dit besluit rechtsgevolgen heeft zonder dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn, laat het geen beoordelingsbevoegdheid aan degenen tot wie het gericht is en die belast zijn met de uitvoering ervan. Het Gerecht leidt daaruit af dat het bestreden gunningsbesluit verzoeksters rechtstreeks heeft geraakt.

Vervolgens onderzoekt het Gerecht of het bestreden gunningsbesluit verzoeksters individueel raakt. In de specifieke omstandigheden van een OPZVB moet worden aangenomen dat een marktdeelnemer die niet is uitgenodigd om deel te nemen aan deze procedure hoewel hij in staat was om te voldoen aan de criteria die de aanbestedende dienst hanteerde om de ondernemingen te selecteren die zouden worden uitgenodigd om een inschrijving in te dienen, behoort tot de beperkte groep van concurrenten die een inschrijving zouden hebben kunnen indien zij daartoe waren uitgenodigd.

In dit verband heeft de Commissie uiteengezet dat de volgende criteria waren gehanteerd in de procedure in kwestie: CE-markering, capaciteit om per maand ten minste 20 eenheden te produceren en ervaring met de inzet van ten minste 10 robots in ziekenhuizen. Deze criteria zijn verzoeksters meegedeeld in het kader van de gerechtelijke procedure.

Wat ten eerste het criterium inzake de CE-markering betreft, oordeelt het Gerecht dat verzoeksters hebben aangetoond dat hun robot voldeed aan dit criterium.

Wat ten tweede het criterium inzake productiecapaciteit betreft, merkt het Gerecht op dat verzoeksters weliswaar ter terechtzitting hebben verklaard dat zij aan dat criterium voldeden en zelfs in staat waren om hun productiecapaciteit te verhogen, maar dat zij niet hebben bewezen dat zij in staat waren om een productiecapaciteit van 20 robots per maand te bereiken.

Wat ten derde het criterium inzake ervaring met de inzet van robots in ziekenhuizen betreft, stelt het Gerecht vast dat op basis van de door verzoeksters overgelegde bewijzen niet kan worden uitgemaakt hoeveel robots er precies zijn ingezet.

Het Gerecht leidt daaruit af dat verzoeksters niet hebben bewezen dat zij konden voldoen aan de criteria die de Commissie hanteerde om de ondernemingen te selecteren die zij in het kader van de OPZVB zou uitnodigen om een inschrijving in te dienen. Zij hebben bijgevolg niet het bewijs geleverd dat zij behoorden tot een beperkte kring van marktdeelnemers die konden worden uitgenodigd om een inschrijving in te dienen en die in staat waren om een offerte in te dienen. Zij worden dus niet individueel geraakt door het bestreden gunningsbesluit.

Het Gerecht stelt dan ook vast dat de vordering die strekt tot nietigverklaring van het bestreden gunningsbesluit niet-ontvankelijk is. Nadat het de vorderingen die gericht zijn tegen de twee andere bestreden besluiten niet-ontvankelijk heeft verklaard, verwerpt het Gerecht de vordering tot nietigverklaring in haar geheel. Daarnaast verwerpt het Gerecht de door verzoeksters ingestelde vordering tot schadevergoeding.


1      Overeenkomstig verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB 2018, L 193, blz. 1).


2      Volgens artikel 263, vierde alinea, VWEU kan elke natuurlijke of rechtspersoon een beroep instellen tegen de handelingen die tot hem zijn gericht of die hem rechtstreeks en individueel raken.