Language of document :

Beroep ingesteld op 19 september 2008 - AEPI / Commissie

(Zaak T-392/08)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: AEPI Elliniki Etaireia pros Prostasian tis Pnevmatikis Idioktisias AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordigers: P. Xanthopoulos en Th. Asprogerakas-Grivas, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het onderhavige beroep in zijn geheel ontvankelijk verklaren;

in haar geheel nietig verklaren de bestreden beschikking C (3535) def. van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 16 juli 2008 in de zaak COMP/C2/38.698-CISAC betreffende de procedure van artikel 81 EG en artikel 53 EER;

de Commissie verwijzen in de kosten en in de honoraria van de advocaten van verzoekster.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep verlangt verzoekster nietigverklaring van beschikking C(3435) def. van de Commissie van 16 juli 2008 in zaak COMP/C2/38.698-CISAC, waarin de Commissie heeft vastgesteld dat verzoekster artikel 81 EG en artikel 53 EER heeft geschonden door in de vertegenwoordigingsovereenkomsten met de andere vennootschappen een beroep te doen op de beperkingen neergelegd in artikel 11, lid 2, van de modelovereenkomst van de Internationale Confederatie van Auteurs- en Componistenverenigingen ("CISAC-modelovereenkomst") of de facto de toelating van leden te beperken en de territoriale afbakening zo te coördineren dat de licenties beperkt zijn tot het nationale grondgebied van elke auteursrechtenorganisatie.

Verzoekster voert de navolgende nietigheidsgronden aan:

In de eerste plaats stelt verzoekster dat de bestreden beschikking berust op een onjuiste beoordeling van de feiten en van de algemene realiteit, het bewijsmateriaal en de subjectieve elementen van de inbreuk.

In de tweede plaats betoogt verzoekster dat haar recht om vooraf te worden gehoord is geschonden, en in de derde plaats dat artikel 81 EG en artikel 53 EER onjuist zijn toegepast, aangezien verzoekster is veroordeeld wegens een niet-bestaande inbreuk. Meer bepaald voert zij aan, dat het ondertekenen van territorialiteitsclausules geen inbreuk op de mededinging vormde, maar dat die clausules zijn opgelegd om de rechthebbenden een goed beheer van hun rechten te waarborgen in het land waar de medecontracterende vennootschap werkzaam is. Bovendien betoogt verzoekster dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft geoordeeld dat de territoriale exclusiviteitsclausules in de wederkerigheidsovereenkomsten de mededinging niet vervalsen.

In de vierde plaats stelt verzoekster dat de bestreden beschikking miskent dat naar gemeenschapsrecht intellectuele eigendom en intellectuele en artistieke werken niet worden gelijkgesteld met andere producten en diensten, en dat zij ze ten onrechte aan de betrokken rechtsregel onderwerpt.

In de vijfde plaats verwijt verzoekster de Commissie schending van artikel 151 EG, houdende invoering van het beginsel van de culturele uitzondering, volgens hetwelk de Commissie telkens wanneer zij een regeling vaststelt, de culturele aspecten in aanmerking moet nemen, met het oog op de bescherming en de bevordering van de diversiteit van culturen.

In de zesde plaats betoogt verzoekster dat het feit dat in het kader van het onderzoek van de verweten schending van artikel 81 EG niet het bestaan van verantwoordelijkheid is onderzocht, een onjuiste toepassing van de rechtsregel en een kennelijk motiveringsgebrek van de bestreden beschikking oplevert.

In de zevende plaats is verzoekster van mening dat de bestreden beschikking in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de Europese auteursrechtenorganisaties niet even groot zijn, en met het beginsel van onpartijdigheid, omdat zij is vastgesteld na een gebrekkig vooronderzoek. Bovendien stelt verzoekster dat het bestaan van ernstige tegenstrijdigheden de beschikking onbegrijpelijk en onlogisch maakt. Bovendien streeft de bestreden beschikking, onder het mom het verkrijgen van licenties voor het gebruik van muziek via kabel, satelliet en internet te vergemakkelijken, in werkelijkheid naar het verdwijnen van de auteursrechtenorganisaties, door het vervalsen van een gezonde mededinging, het scheppen van ongelijke marktvoorwaarden en het uitlokken van onvermijdelijke conflicten tussen de betrokken organisaties. Ten slotte berust de bestreden beschikking op een kennelijk onjuiste uitlegging van richtlijn 93/83/EEG en is zij in strijd met de Conventie van Bern inzake intellectuele eigendom, waartoe de Europese Unie is toegetreden.

____________

1 - Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PB L 248, blz. 15).