Language of document :

Beroep ingesteld op 18 september 2008 - Bank Melli Iran / Raad

(Zaak T-390/08)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Bank Melli Iran (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: L. Defalque, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

punt 4 van afdeling B van de bijlage bij besluit 2008/475/EG van de Raad van 23 juni 2008 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, nietig verklaren voor zover het betrekking heeft op Bank Melli Iran, haar dochterondernemingen en filialen;

subsidiair, krachtens artikel 241 EG verklaren dat de artikelen 15, lid 2, en 7, lid 2, van verordening nr. 423/2007 van de Raad van 19 april 2007 niet van toepassing zijn op het onderhavige geschil;

hoe dan ook de Raad overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht verwijzen in alle kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

In de onderhavige zaak vordert verzoekster nietigverklaring van besluit 2008/475/EG van de Raad van 23 juni 2008 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran1, voor zover zij is opgenomen op de lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig die bepaling worden bevroren.

Ter onderbouwing van haar beroep voert verzoekster zeven middelen aan, namelijk

schending van de wezenlijke vormvoorschriften van het EG-Verdrag, schending van de rechtsregels inzake de toepassing daarvan, misbruik van bevoegdheid en schending van artikel 7, lid 2, van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB2, aangezien bij de vaststelling van het bestreden besluit de in artikel 7, lid 2, van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB bepaalde regel van eenparigheid van stemmen niet in acht is genomen;

incidenteel, een exceptie van onwettigheid van artikel 15, lid 2, van verordening nr. 423/20073, dat voorziet in een gekwalificeerde meerderheid van stemmen;

schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien de Raad de bevriezing van verzoeksters tegoeden en economische middelen heeft voorgeschreven zonder die maatregel te hebben toegepast op andere Iraanse banken die zich in dezelfde omstandigheden bevinden;

schending van het evenredigheidsbeginsel, aangezien de Raad de bevriezing van verzoeksters tegoeden en economische middelen heeft voorgeschreven ook al heeft resolutie 1803 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties de staten enkel opgeroepen om waakzaamheid te betrachten ten aanzien van de verrichtingen van de op hun grondgebied opererende financiële instellingen met de in Iran gevestigde banken, waaronder verzoekster;

schending van de rechten van verweer, het recht om te worden gehoord en het recht op een effectief beroep in rechte, aangezien i) resolutie 1803 (2008) de staten enkel heeft opgeroepen om waakzaamheid te betrachten en ii) verzoekster niet was vermeld in de vroegere resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties [resoluties 1737 (2006) en 1747 (2007)]; bovendien zijn de verzoekster ten laste gelegde elementen haar niet meegedeeld;

schending van het grondrecht op eerbiediging van de eigendom;

schending van artikel 15, lid 3, van verordening nr. 423/2007, aangezien de Raad voor zijn besluit individuele en expliciete redenen had moeten geven ten aanzien van de omstandigheid dat resolutie 1803 (2008) enkel de verplichting oplegt om waakzaamheid te betrachten en ten aanzien van de behandeling van de overige Iraanse banken;

schending van de bevoegdheden van de Gemeenschap, aangezien de bevriezing van verzoeksters tegoeden en economische middelen vergelijkbaar is met een strafrechtelijke sanctie, te meer daar in casu geen sprake is van uitvoering van een resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, nu resolutie 1803 (2008) niet in die bevriezingsmaatregel voorziet.

____________

1 - PB L 163, blz. 29.

2 - Gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB van de Raad van 27 februari 2007 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 61, blz. 49).

3 - Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 103, blz. 1).