Language of document : ECLI:EU:C:2012:225

Zaak C-121/11

Pro-Braine ASBL e.a.

tegen

Gemeente Kasteelbrakel, in tegenwoordigheid van: Veolia es treatment NV

(verzoek van de Raad van State om een prejudiciële beslissing)

„Richtlijn 1999/31/EG — Storten van afvalstoffen — Richtlijn 85/337/EEG — Milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten — Beslissing tot voortzetting van exploitatie van stortplaats waarvoor vergunning is verleend, genomen zonder milieueffectbeoordeling — Begrip ‚vergunning’”

Samenvatting van het arrest

Milieu — Milieueffectbeoordeling van bepaalde projecten — Richtlijn 85/337 — Verplichting voor bevoegde instanties om beoordeling vóór vergunningverlening te verrichten — Begrip vergunning — Begrip project

(Richtlijn 85/337 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/35, art. 1, lid 2, en bijlage II, punt 13, eerste streepje, en richtlijn 1999/31 van de Raad, art. 14, sub b)

Een definitieve beslissing tot voortzetting van de exploitatie van een bestaande stortplaats die overeenkomstig artikel 14, sub b, van richtlijn 1999/31 betreffende het storten van afvalstoffen op basis van een aanpassingsplan is genomen, is slechts een „vergunning” in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 85/337 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/35, voor zover bij deze beslissing toestemming wordt gegeven voor een wijziging of uitbreiding van de installatie of de plaats door werken of ingrepen die de materiële toestand van de installatie of de plaats veranderen, en deze wijziging of uitbreiding aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben in de zin van punt 13 van bijlage II bij richtlijn 85/337 en dus een „project” in de zin van artikel 1, lid 2, van deze richtlijn vormt.

Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of dit het geval is. De nationale rechter moet bij de in het kader van dit onderzoek te verrichten beoordeling nagaan of er sprake is van aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu en rekening houden met het feit dat het bij een dergelijke definitieve beslissing goedgekeurde aanpassingsplan, zoals uit punt 26 van de considerans van richtlijn 1999/31 blijkt, ertoe strekt dat de maatregelen worden getroffen die nodig zijn om een bestaande stortplaats met deze richtlijn in overeenstemming te brengen, en dat deze beslissing dus deel uitmaakt van een milieubeschermingsbeleid.

(cf. punten 35‑37 en dictum)