Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 3 december 2020 door Bankia S.A., Asociación Española de Banca, Unicaja Banco, SA, Liberbank, S.A., Banco de Sabadell, S.A., Banco Gallego S.A., Catalunya Banc, S.A., Banco de Santanader, S.A., Santander Investment, S.A., Naviera Séneca, A.I.E., Caixabank, S.A., Industria de Diseño Textil, S.A., Naviera Nebulosa de Omega, A.I.E., Banco Mare Nostrum, S.A., Abanca Corporación Bancaria, S.A., Ibercaja Banco, S.A., Banco Grupo Cajatres, S.A.U., Naviera Bósforo, A.I.E., Joyería Tous, S.A., Corporación Alimentaria Guissona, S.A., Naviera Muriola, A.I.E., Poal Investments XXI, S.L., Poal Investments XXII, S.L., Naviera Cabo Vilaboa C-1658, A.I.E., Naviera Cabo Domaio, C-1659, A.I.E., Caamaño Sistemas Metálicos, S.L., Blumaq, S.A., Grupo Ibérica de Congelados, S.A., RNB, S.L., Inversiones Antaviana, S.L., Banco de Caja España de Inversiones, Salamanca y Soria, S.A.U., Banco de Albacete, S.A., Bodegas Muga, S.L., en Aluminios Cortizo, S.A.U. tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer – uitgebreid) van 23 september 2020 in de gevoegde zaken T-515/13 RENV en T-719/13 RENV, Koninkrijk Spanje e.a./Commissie

(Zaak C-662/20 P)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirantes: Bankia S.A., Asociación Española de Banca, Unicaja Banco, SA, Liberbank, S.A., Banco de Sabadell, S.A., Banco Gallego S.A., Catalunya Banc, S.A., Banco de Santanader, S.A., Santander Investment, S.A., Naviera Séneca, A.I.E., Caixabank, S.A., Industria de Diseño Textil, S.A., Naviera Nebulosa de Omega, A.I.E., Banco Mare Nostrum, S.A., Abanca Corporación Bancaria, S.A., Ibercaja Banco, S.A., Banco Grupo Cajatres, S.A.U., Naviera Bósforo, A.I.E., Joyería Tous, S.A., Corporación Alimentaria Guissona, S.A., Naviera Muriola, A.I.E., Poal Investments XXI, S.L., Poal Investments XXII, S.L., Naviera Cabo Vilaboa C-1658, A.I.E., Naviera Cabo Domaio, C-1659, A.I.E., Caamaño Sistemas Metálicos, S.L., Blumaq, S.A., Grupo Ibérica de Congelados, S.A., RNB, S.L., Inversiones Antaviana, S.L., Banco de Caja España de Inversiones, Salamanca y Soria, S.A.U., Banco de Albacete, S.A., Bodegas Muga, S.L., en Aluminios Cortizo, S.A.U. (vertegenwoordigers: J.L. Buendía Sierra, E. Abad Valdenebro, R. Calvo Salinero en A. Lamadrid de Pablo, abogados)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Lico Leasing, S.A.U en Pequeños y Medianos Astilleros Sociedad de Reconversión, S.A.

Conclusies

de in de onderhavige hogere voorziening aangevoerde middelen ontvankelijk en gegrond verklaren;

het arrest van het Gerecht van 23 september 2020 in de gevoegde zaken T-515/13 RENV en T-719/13 RENV, Koninkrijk Spanje e.a./Commissie1 , vernietigen;

het besluit van de Commissie van 17 juli 2013 betreffende de door Spanje ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA.21233 C/112 (ex NN/2011, ex CP 137/06) – Belastingregeling voor bepaalde leaseovereenkomsten met het oog op financiering, ook Spaanse belasting-leaseregeling genoemd, nietig verklaren, inzonderheid artikel 1, voor zover de Spaanse belasting-leaseregeling daarbij als onrechtmatige staatssteun wordt aangemerkt, en, subsidiair, artikel 4, lid 1, voor zover daarbij wordt gelast om de steun in zijn geheel terug te vorderen van de investeerders van de economische samenwerkingsverbanden.

de Europese Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirantes verzoeken het Hof om het bestreden arrest te vernietigen op basis van de volgende middelen:

Eerste middel: onjuiste uitlegging en toepassing door het Gerecht van artikel 107, lid 1, VWEU met betrekking tot het begrip selectiviteit. Inzonderheid menen rekwirantes dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij het onderzoek van de vermeende „sectorale selectiviteit” van de Spaanse belasting-leaseregeling (eerste onderdeel). Subsidiair, voor het geval dat het Hof niet instemt met het eerste onderdeel, stellen rekwirantes dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van de rechtspraak van het Hof en het Gerecht over de vermeende discretionaire bevoegdheid van de belastingdienst (tweede onderdeel).

Tweede middel: onjuiste toepassing door het Gerecht van het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen.

Derde middel: onjuiste toepassing door het Gerecht van de voor terugvordering van steun geldende beginselen.

____________

1 EU:T:2020:434.

2 PB 2014, L 114, blz. 1.