Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Amsterdam (Nederland) op 18 januari 2024 – Stichting Right to Consumer Justice, Stichting App Stores Claims tegen Apple Distribution International Ltd, Apple Inc.

(Zaak C-34/24, Stichting Right to Consumer Justice en Stichting App Stores Claims)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Amsterdam

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeksters: Stichting Right to Consumer Justice, Stichting App Stores Claims

Verweersters: Apple Distribution International Ltd, Apple Inc.

Prejudiciële vragen

Vraag 1 (Handlungsort)

a.    Wat moet in een geval als aan de orde in dit geding, waarbij het gestelde misbruik van machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU ten uitvoer is gelegd in een lidstaat door middel van verkopen via een door Apple beheerd online platform dat is gericht op de gehele lidstaat, waarbij Apple Ierland als exclusief distributeur en als commissionair van de ontwikkelaar optreedt en commissie inhoudt op de aankoopsom, als de plaats van het schadeveroorzakende handelen worden aangemerkt in de zin van artikel 7, punt 2, Brussel I bis1 ? Is daarbij van belang dat het online platform in beginsel wereldwijd toegankelijk is?

b.    Maakt het daarbij uit dat het in dit geding gaat om vorderingen die op de voet van artikel 3:305a BW zijn ingesteld door een rechtspersoon die tot doel heeft krachtens een eigen recht de collectieve belangen te behartigen van meerdere gebruikers die in verschillende rechtsgebieden (in Nederland: arrondissementen) binnen een lidstaat hun zetel hebben?

c.    Als op basis van vraag 1a (en/of 1b) niet slechts één maar meerdere intern relatief bevoegde rechters in de betreffende lidstaat worden aangewezen, verzet artikel 7, punt 2, Brussel I bis zich dan tegen toepassing van nationaal (proces)recht dat verwijzing naar één gerecht binnen die lidstaat mogelijk maakt?

Vraag 2 (Erfolgsort)

a.    Kan in een geval als aan de orde in dit geding, waarbij de gestelde schade is ingetreden als gevolg van aankopen van apps en digitale in-app producten via een door Apple beheerd online platform (de App Store) waarbij Apple Ierland als exclusief distributeur en commissionair van de ontwikkelaars optreedt en commissie inhoudt op de aankoopsom (en waarbij zowel beweerdelijk misbruik van machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU heeft plaatsgevonden als een gestelde inbreuk op het kartelverbod in de zin van artikel 101 VWEU), en waarbij de plaats waar deze aankopen hebben plaatsgevonden niet is vast te stellen, uitsluitend de zetel van de gebruiker als aanknopingspunt dienen voor de plaats waar de schade is ingetreden in de zin van artikel 7, punt 2, Brussel I bis? Of zijn er in deze situatie ook andere aanknopingspunten om een bevoegde rechter aan te wijzen?

b.    Maakt het daarbij uit dat het in dit geding gaat om vorderingen die op de voet van artikel 3:305a BW zijn ingesteld door een rechtspersoon die tot doel heeft krachtens een eigen recht de collectieve belangen te behartigen van meerdere gebruikers die in verschillende rechtsgebieden (in Nederland: arrondissementen) binnen een lidstaat hun zetel hebben?

c.    Als op basis van vraag 2a (en/of 2b) een intern relatief bevoegde rechter in de betreffende lidstaat wordt aangewezen die slechts voor de vorderingen ten behoeve van een deel van de gebruikers in die lidstaat bevoegd is, terwijl voor de vorderingen ten behoeve van een ander deel van de gebruikers andere relatief bevoegde rechters in dezelfde lidstaat bevoegd zijn, verzet artikel 7, punt 2, Brussel I bis zich dan tegen toepassing van nationaal (proces)recht dat verwijzing naar één gerecht binnen die lidstaat mogelijk maakt?

____________

1 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1).