Language of document :

Beroep ingesteld op 7 januari 2013 - Ronja/Commissie

(Zaak T-3/13)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Ronja s.r.o. (Znojmo, Tsjechië) (vertegenwoordiger: E. Engin-Deniz, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

een mondelinge behandeling toe te staan;

het besluit van de Commissie in procedure Gestdem 2012/3329 nietig te verklaren en toegang tot de volledige documenten te verlenen;

vast te stellen dat de Commissie onrechtmatig heeft gehandeld door geen niet-nakomingsprocedure in te leiden tegen de Republiek Oostenrijk wegens schending van artikel 13 van richtlijn 2001/37/EG2 en artikel 34 VWEU door § 7a van de Oostenrijkse Tabakswet;

de Commissie te veroordelen tot vergoeding van de procedurekosten en kosten van vertegenwoordiging.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster onder andere volgende middelen aan:

Schending van artikel 4, lid 2, tweede gedachtestreepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001

Verzoekster voert in wezen aan dat de Commissie de volledige toegang tot de gevraagde documenten (briefwisseling tussen de Republiek Oostenrijk en de Commissie in verband met klacht nr. 2008/4340 op grond dat de Oostenrijkse Tabakswet niet in overeenstemming zou zijn met richtlijn 2001/37) grotendeels op basis van de argumenten van de Oostenrijkse autoriteiten heeft geweigerd, zonder dat zij deze argumenten inhoudelijk heeft getoetst. Volgens verzoekster zou echter niet de toegang tot de documenten, maar de weigering van de toegang de procedure wegens onrechtmatige overheidsdaad die zij bij het Oostenrijkse Verfassungsgerichtshof aanhangig heeft gemaakt ongunstig hebben beïnvloed. Zij voegt daaraan toe dat op grond van het doel van de uitzondering van artikel 4, lid 2, tweede gedachtestreepje, van verordening nr. 1049/2001 juist toegang had moeten worden verleend tot de betrokken documenten.

Nalaten een niet-nakomingsprocedure tegen de Republiek Oostenrijk in te leiden wegens schending van artikel 13 van richtlijn 2001/37 en artikel 34 VWEU door § 7a van de Oostenrijkse Tabakswet

Verzoekster betoogt in dit verband onder meer dat indien een niet-nakomingsprocedure zou zijn ingeleid, het Oostenrijkse Verfassungsgerichtshof in zijn beslissing op verzoeksters vordering wegens onrechtmatige overheidsdaad niet tot de conclusie had kunnen komen dat richtlijn 2001/37 enkel rechten verleent aan de consument en niet aan ondernemingen.

____________

1 - Richtlijn 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PB L 194, blz. 26).

2 - Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).