Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 19 januari 2023 door Ferriere Nord SpA tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer –uitgebreid) van 9 november 2022 in zaak T-667/19, Ferriere Nord/Commissie

(Zaak C-31/23 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Ferriere Nord SpA (vertegenwoordigers: W. Viscardini, G. Donà, B. Comparini, avvocati)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Raad van de Europese Unie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

primair, het arrest van het Gerecht (Vierde kamer –uitgebreid) van 9 november 2022, in zaak T-667/19, te vernietigen, voor zover daarbij de primaire vordering van Ferriere Nord tot nietigverklaring van de beschikking van de Europese Commissie van 4 juli 2019 C(2019) 4969 final is afgewezen;

dientengevolge die beschikking van de Commissie nietig te verklaren;

subsidiair, het arrest van het Gerecht (Vierde kamer - uitgebreid) van 9 november 2022 in zaak T 667/19 te vernietigen, voor zover daarbij de subsidiaire vordering van Ferriere Nord tot gedeeltelijke nietigverklaring van de beschikking van de Europese Commissie van 4 juli 2019 C(2019) 4969 final en bijgevolg tot verlaging van de opgelegde geldboete, is afgewezen;

dientengevolge voornoemde beschikking van de Commissie gedeeltelijk nietig te verklaren en bijgevolg een verlaging van de opgelegde sanctie te gelasten.

In elk geval de Europese Commissie te verwijzen in de kosten van beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

(A)    Middelen tot vernietiging van het arrest van het Gerecht in zijn geheel, voor zover daarbij de middelen van Ferriere Nord tot volledige nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 4 juli 2019 zijn afgewezen.

I    Schending van de rechten van de verdediging en van de toepasselijke bepalingen (artikel 266 VWEU; artikelen 47 en 48 van het Handvest; artikel 6 EVRM; artikelen 14 en 27 van verordening nr. 1/20031 ; artikelen 11, 12, 13, 14 van verordening nr. 773/20042 ) in verband met de hoorzitting van 23 april 2018 en het advies van het adviescomité – Schending van het vermoeden van onschuld – Verzuim om de bewijselementen te onderzoeken en in elk geval een motiveringsgebrek in dat verband – Kennelijk onjuiste opvatting, blijkend uit de stukken, van de feiten en bewijselementen – Motiveringsgebrek – Willekeurige beoordelingen.

II    Schending van het beginsel van de redelijke duur van de procedure – Schending van de rechten van verdediging (artikelen 41 en 47 van het Handvest; artikel 6 EVRM) – Kennelijk onjuiste opvatting, blijkend uit de stukken, van de feiten en bewijselementen – Motiveringsgebrek.

III    Gebrekkige of onjuiste motivering van de redenen die ten grondslag liggen aan de heropening van de procedure en de vaststelling van een strafbeschikking (artikelen 7 en 23 van verordening nr. 1/2003) – Misbruik van bevoegdheid – Schending van het evenredigheidsbeginsel – Schending van de artikelen 41 en 47 van het Handvest en artikel 6 EVRM – Motiveringsgebrek – Ontoelaatbare aanvulling van argumenten – Verzuim om de feiten en bewijzen te onderzoeken – Omkering van de bewijslast.

IV    Schending van het beginsel ne bis in idem (artikel 50 Handvest).

V    Exceptie van onrechtmatigheid krachtens artikel 277 VWEU, artikel 25 van verordening nr. 1/2003 (artikelen 41 en 47 van het Handvest; artikel 6 EVRM; artikel 5 VEU) – Uitdoven van de bevoegdheid om inbreuken vast te stellen en te bestraffen (artikelen 7 en 23 van verordening nr. 1/2003).

(B)    Middelen tot gedeeltelijke vernietiging van het arrest van het Gerecht, voor zover daarbij de middelen van Ferriere Nord tot gedeeltelijke nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 4 juli 2019 en bijgevolg tot verlaging van het bedrag van de geldboete zijn afgewezen.

VI    Onrechtmatige verhoging van de geldboete wegens recidive wegens schending van de rechten van de verdediging (artikelen 41, 47, 48 van het Handvest; artikel 6 EVRM; artikel 27 van verordening nr. 1/2003; artikel 11 van verordening nr. 773/2004) – Verzuim om het bewijsmateriaal te onderzoeken en in elk geval een motiveringsgebrek in dat verband – Kennelijk onjuiste opvatting, blijkend uit de stukken, van de feiten en het bewijsmateriaal – Motiveringsgebrek.

VII    Onrechtmatige verhoging van de geldboete wegens recidive wegens andere redenen – Schending van het evenredigheidsbeginsel – Buitensporig bedrag van de geldboete – Motiveringsgebrek.

VIII    Schending van het beginsel van gelijke behandeling bij de verlaging van de geldboete als verzachtende omstandigheid – Tardieve motivering.

____________

1     Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1).

1     Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2004, L 123, blz. 18).