Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 27 september 2002 ingesteld door Koninklijke BAM NBM N.V. tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-295/02)

    (procestaal Nederlands)

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 27 september 2002 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Koninklijke BAM NBM N.V., gevestigd te Den Haag (Nederland), vertegenwoordigd door mr. E.H. Pijnacker Hordijk en mr. G.W.H. Corstens.

Verzoekende partij concludeert dat het het Gerecht behage:

1)de beschikking, die de Commissie op 3 september 2002 krachtens artikel 9, lid 3 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 heeft gegeven in zaak COMP/M.2881-BAM NMB/HBG, te vernietigen;

2)de Commissie te veroordelen in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster heeft bij de Commissie de door haar voorgenomen overname aangemeld van de Hollandsche Beton Groep N.V.. Beide ondernemingen zijn actief in de bouwsector en aanverwante markten.

Met de bestreden beschikking heeft de Commissie, op verzoek van de Nederlandse minister van economische zaken, de zaak verwezen naar de Nederlandse mededingingsautoriteit voor wat de bouwsector en de regionale asfaltmarkten betreft. Wat de overige activiteiten van verzoekster en de Hollandsche Beton Groep betreft, werd de voorgenomen concentratie bij beschikking van diezelfde datum krachtens artikel 6, lid 1, sub b van Verordening 4064/891 door de Commissie goedgekeurd.

Ter ondersteuning van haar verzoekschrift voert verzoekster in de eerste plaats aan dat de Commissie in de verwijzingsbeschikking een manifest onjuiste beoordeling van de feiten maakt. Volgens verzoekster dwaalt de Commissie, door te oordelen dat verzoekster en de Hollandsche Beton Groep samen een marktaandeel van meer dan 25% zouden hebben op de relevante markt van grote werken.

Verzoekster voert verder aan dat de bestreden beschikking artikel 9, derde lid van Verordening 4064/89 schendt. Volgens verzoekster maakt de Commissie een foutieve beoordeling van de gevolgen van de concentratie voor de sectoren van burgerlijke- en utiliteitsbouw enerzijds, en grond-, water- en wegenbouw anderzijds. Met name de marktaandelen van verzoekster en de Hollandsche Beton groep voor grote projecten in die sectoren zouden veel kleiner zijn dan de Commissie beweert. Dergelijke projecten worden aangegaan door verschillende ondernemingen die voor een project samenwerken. Volgens verzoekster heeft de Commissie gedwaald, doordat ze de marktaandelen van deze groepen van ondernemingen, waaraan verzoekster of de Hollandsche beton groep deelnamen, volledig aan hen toeschreef, zonder rekening te houden met de overige ondernemingen in deze samenwerking.

Verzoekster voert eveneens een schending aan van artikel 9, derde lid van Verordening 4064/89 betreffende de markt voor productie van asfalt. Volgens verzoekster heeft de Commissie verzuimd de specifieke regionale markten aan te duiden waar zich negatieve gevolgen voor de mededinging zouden voordoen.

Verder beroept verzoekster zich op een schending van het beginsel van hoor en wederhoor en het motiveringsbeginsel. De Commissie baseert haar bevindingen betreffende de gevolgen van de concentratie in de sectoren van burgerlijke- en utiliteitsbouw enerzijds, en grond-, water- en wegenbouw anderzijds op de uitkomsten van een steekproef. Verzoekster voert aan dat zij nooit inzage heeft gekregen in deze gegevens en er ook niet op heeft kunnen reageren.

Verzoekster beroept zich tenslotte op een schending van het motiveringsbeginsel betreffende de markten voor de productie van asfalt.

____________

1 - Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 395, blz. 1)(herpublicatie van integrale tekst PB 1990 L 257, blz. 13).